In mijn jeugd speelde het leven zich vooral af in de wijk Markgrave alwaar we woonden, de Tentoonstellingswijk, het Kiel, de buurt van het Brandtpark, het tweede gedeelte rond de Jan Van Rijswijcklaan (2020), centrum Antwerpen want daar zat ik op de Dams, en het Zuid, Steinerschool. Oh ja, en in Berchem, de wijk rond de Prins Albertlei, Merode heet de wijk geloof ik. Tekenschool, Dictie en Voordracht. Velen woonden in de buurt.
Een van de bizarste verhalen is wel die meid die destijds een van m’n beste vrienden was. De dochter van een bekende crimineel, ik verzin niks. Maurits De Prins, de man van de Superclub affaire. Zijn dochter was een van m’n beste vriendinnen, heel vaak zat ik op haar kamer op een gelijkvloers appartement in de Prins Albertlei. “Nee, we hebben geen geld!”, we lachten er een beetje om als ze dit bij hoog en laag beweerde: in een chique appartement wonen op de Prins Albertlei, gelijkvloerse verdieping met tuin én daarboven op met de Jaguar naar school worden gebracht. Tuurlijk lachten we erom als ze dit zei.
Van Maurice De Prins wordt gezegd dat hij een charmante veelprater is. Zo heb ik hem echt niet gekend. Hij zat veelal nors in z’n fauteuil, er kon zelfs geen “Goeiedag” af.
Wie nog? Telgen van Vlaanderens bekendste acteursfamilie, namen noem ik niet. Veel mensen.
Ook weer in de Prins Albertlei, een andere close vriendin. Meestal zat ik bij haar op het appartement, 10 minuten wandelen. Soms kwam ze bij ons. Twee onwaarschijnlijk leuke momenten bij ons, op de Jan Van Rijswijcklaan. We hielden een spreekbeurt, het onderwerp maakte niet uit. “We doen het over Levi Strauss!” Wij uitgedost, van kop tot teen in Levi’s mét muziek van de reclame waar we bij wijze van ‘grap’ onze eigen stemmen op dat bandje opnamen. De hele klas vond het geweldig, onze lerares ook.
Het tweede onwaarschijnlijk leuke verhaal met de dame van de Prins Albertlei. We kregen de opdracht een bekende Vlaming te interviewen, Rita Van Neygen werd het. Destijds waren m’n ouders bevriend met haar. Ze kwam uit Dilbeek naar het kapsalon en werd erna naar de eerste verdieping gestuurd, waar wij zenuwachtig zaten. Het werd ons allereerste interview. Rita merkte wel dat we absoluut geen professionelen waren, hakkelen, om eerlijk te zijn: ze hielp ons door het interview heen te komen.
In die jaren op de Jan Van Rijswijcklaan, ook een van m’n beste vriendinnen, alweer: “Wij hebben geen geld!”, ze woonde in een kasteel. Ik kid you not. Een echt kasteel in Wuustwezel. “Stef, we zijn uitgenodigd op een receptie, kom je mee?” Toen zag ik het kasteel: lange oprijlaan, een kast van een huis, daarachter een vijver.
Haar vader was zo excentriek. We aten pizza, ze nam twee happen: “Ik heb geen honger.” Haar vader antwoordde: “Da’s goed want we moeten vertrekken.”
Ze woonde in Wuustwezel maar vaker logeerde ze bij haar oudste zus in Antwerpen, in de Robert Molstraat. Op 5 minuten met m’n brommertje, in de buurt. Het was een van de mooiste vriendschappen. Ever. Zoals in het boek van Connie Palmen, De Vriendschap. Met haar heb ik geposeerd en die ring gekregen.
Een andere klasgenoot woonde op de hoek, hij kwam uit Nederland, uit Bussum in het Gooi. Met m’n beste vriendin uit Wuustwezel kwamen we er soms over de vloer. Een keer mocht ik er babysitten, op zijn jonge zusje. Lieve meid. De ouders gingen naar de Rotaryclub, destijds wist ik niet eens wat dat was. Lieve mensen. Zijn moeder is zo’n mooie vrouw, met stijl, met klasse. Prachtige vrouw, opgeleid als ballerina.
M’n oude buurt.
Het is leuk om in die oude wijken rond te wandelen met een hoofd vol herinneringen. En mocht je in de Jan Van Rijswijcklaan komen, voorbij nummer 148. Kijk es naar boven, daar was mijn kamer. Daar ben ik opgegroeid.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten