van veel wat

Hello!

Wees welkom op deze pagina. Hij is nog jong, hij is nog fris. Maar we gaan er keihard tegen aan! 


woensdag 20 juni 2018

Japan! Brazil! (2)

Jaren en jaren geleden, meer dan vijf jaar terug, schreef ik op deze blog dat het mijn droom was om ooit naar Japan en Brazilië te reizen. Brazilië een droom sinds m’n studentenjaren: Bossa Nova (!), Japan sinds ik als een blok viel voor animé en manga. Nog wat later kon ik er Zuid-Korea aan toevoegen, want daar hebben ze K-Pop. Maar bovenal toch Japan en Brazilië. Ondertussen heb ik Japan twee keer bezocht, ik dacht: 1 keer is niet genoeg (2 keer eigenlijk ook niet), en heb m’n ticket naar Brazilië. En in Zuid-Korea heb ik trouwens ook rondgewaard. Je kan moeilijk zeggen dat ik niet weet wat ik wil.
Maar eigenlijk waren het Tokio en Rio de Janeiro die me beiden als geen andere steden wisten te fascineren. En nu ik me de laatste weken meer vastbijt in Rio de Janeiro verbaast het me hoe verschillend die twee steden zijn. Of liever gezegd, ik bedoel: verbaast het me dat ik door die twee zo totaal verschillende steden zo gefascineerd kan zijn. 



Tokio: is een extreem georganiseerde metropool. Think Deutsche Pünktlichkeit und Gründlichkeit in het veelvoud. Het is een van de meest stedelijkste steden ter wereld (zoniet de stedelijkste), een metropool van miljoenen en miljoenen mensen op een mierenhoop en toch heel monocultureel: als je voorbij de centrumwijken (en wijken zijn daar steden) als Shibuya, Shinjuku, Akihabara etc. gaat, tref je er bijna uitsluitend Japanners aan. Voor een West-Europeaan is die monocultuur best een cultuurshock. 
Ook: Japanners zijn verder tot in de puntjes verzorgd, je ziet ze niet in sweatpants of zwemshort over straat lopen, tenzij het extreme coole sweatpants of zwemshorts zijn. Ze zijn nooit luidruchtig, tonen geen extreme emoties naar de buitenwereld toe. 
Rio de Janeiro (naar wat ik hoor en lees): is een ongeorganiseerde metropool. Ik ben nog niet vertrokken en m’n hotelboeking bezorgde me al enkele dagen kopzorgen. Of kijk alleen maar es hoe de stad is opgebouwd: ongerepte natuur tussen grootstedelijke wijken en dit zonder enige échte planning lijkt het wel. Men heeft me verteld dat het vooral een ruwe stad is. Haha, en Tokio is zo clean, in menig opzicht. Wat voor mij dan geen cultuurshock zal zijn is de multicultuur. En anders dan Japanners lijken de inwoners van Rio de Janeiro altijd op weg te zijn naar het strand of de Sambales. Zuiders en expressief. 
Het verschil uit zich misschien het best in de muziek: J-Pop is ingenieuze pop, duidelijk gemaakt vanuit het verstand. Heel anders dan Braziliaanse pop die warm aanvoelt, duidelijk gemaakt vanuit de buik, het gevoel. Ik hou van beide soorten. 
Hopelijk zijn Brazilianen op hun eigen manier net zo leuk als Japanners. 




zondag 3 juni 2018

Johan Taeldeman, andere profs en mijn Gentse studentenjaren

20 jaar geleden. 20 jaar geleden was ik een laatstejaarscholier die een studiekeuze ging maken. 20 jaar, dat zijn zoveel jaren en toch lijkt het zo nabij. Dat ik naar de VUB ging, een VUB-glas kreeg op de infodag. Of naar de universiteit Antwerpen trok. Studeren in eigen stad. Ja, ik ging universiteit doen, dat hadden journalisten me aangeraden, het toenmalige PMS (nu CLB) en de school. Universiteit zou ik doen, ik twijfelde enkel tussen wat. Mijn droom was Germaanse. En studeren in
Gent. Sinds lang. Maar ik dierf niet. Germaanse had toen een joekel van een reputatie. Laat staan in Gent.

G


Ik had uiteindelijk besloten om Communicatiewetenschappen in de VUB te doen. Leuk, boeiend en uitdagend. Tot ik een klasgenootje toevertrouwde: “Ik zou eigenlijk het liefst van al Germaanse in Gent doen maar ik durf niet.” Ze schudde me wakker: “Stefanie, doe dat gewoon, als je het niet probeert ga je er spijt van hebben.” En dus zo geschiedde: zo vond ik me terug op een opendeurdag Germaanse in Gent en wist: dit ga ik doen.
Soms, zo nu en dan es, kom je van die personen tegen die je zo begeesteren dat je een nieuwe weg gaat volgen. Een van die personen was voor mij professor emeritus Johan Taeldeman. Op de infodag had hij de taak om ons hoopvolle toekomstige studenten Germaanse angst in te boezemen. In die taak is hij hoegenaamd niet geslaagd. Hoe kon hij ook: lacherige ogen, vrolijke kerstmanbuik, de baard van Sinterklaas, een stem die vol galmde door de aula. Ik kon niet wachten om les van hém te krijgen.

Het eerste jaar viel tegen. Ja en nee. Het middelbaar had ik al fluitende gehaald en wist hoegenaamd niet meer hoe ik moest studeren. Mijn zelfvertrouwen stond ook op een onbestaand laag niveau: je moet toch slim zijn voor universiteit? Wie denk ik wel dat ik ben? Weinigen halen de eerste twee jaar universiteit zonder ook maar iets te studeren. En ik sukkelde, vooral met Engels. Tot m’n grootste verbazing (lees verheugenis) wist ik er nog een IAJ uit te slepen: enkel gebuisd voor Engels. Gemiddeld meer dan 50 of 60 en 3 buispunten  (Engelse Taalkunde 8, Engelse Letterkunde 9. Of omgekeerd). Ik begon opnieuw met m’n IAJ- combinatiejaar en ruilde Engels in voor Zweeds. En dat ging wonderwel.
Walter Prevenier, Magda De Vos, Klaas Willems, Luc De Grauwe, Johan Braeckman, profs die een indruk achterlieten. Profs die een moeilijke droge materie helder konden overbrengen. Al bleef ik wel weg uit de lessen Syntaxis (zinsontleding) omdat Magda De Vos de gewoonte had je er uit te pikken in een volle aula om een vraag te beantwoorden. Ik begreep niks van syntaxis en koos ervoor om niet publiekelijk voor schut te staan. Tot ik de cursus vastnam en syntaxis het beste werd wat ik kon.



Na m’n eerste kandidatuur had ik een hoge pet van de vakgroep Nederlandse Taalkunde. En Johan Taeldeman gaf de vakgroep evenveel glans. Van Sinterklaas of de kerstman (zo noemde we hem soms) kreeg ik les vanaf de 2e kandidatuur. Alhoewel Anne Marie Musschoot bij de vakgroep Nederlandse Letterkunde ook een professor is die me wist te boeien, Walter Waterschoot hilarisch leuk Middeleeuwse literatuur kon overbrengen, is professor Taeldeman de persoon die me deed besluiten om helemaal voor taalkunde te gaan. En dat zegt wel wat als je weet dat ik Germaanse koos om de literatuur en de taalkunde er, och wat, ging bijnemen.
Zweeds liet ik vallen en ging voor ATW (Algemene Taalwetenschap) in m’n licenties. Blij toe. Bart (een studiegenoot en toen een van m’n beste vrienden) en ik lachten ons een kriek bij de droge humor van Klaas Willems. Maar alleen wij zaten ons achter onze bank te verkneukelen.
Verder in de licenties volgde ik bijna al mijn keuzevakken bij de progressieve professor Van Schoor: Kunst, Film en nog es Kunst. Video Art, name it. Film en Video Art waren toen nog een “verse” academische discipline. Maar heerlijk om les te krijgen in een filmzaal. Hij heeft m’n liefde voor Stanley Kubrick aangewakkerd.

Waarom ik dit blogbericht schrijf: ik ben heel laat te weten gekomen dat professor emeritus Johan Taeldeman is gestorven. Hij heeft zo’n indruk op mij achtergelaten dat ik het niet kan laten een blogbericht te schrijven over hem, z’n collega’s en m’n Gentse studentenjaren. Ik ben Johan De Caluwe nog vergeten, en waarschijnlijk nog andere profs die mijn nieuwsgierigheid wisten aan te wakkeren.
Maar in elk geval: Taeldeman was a boss.