Vandaag stond er een uitgebreid artikel over Peterbos in de online krant, het zou de gevaarlijkste buurt zijn van België. Peterbos ligt in Brussel, Anderlecht, een collega van me fietst er elke dag voorbij (ze merkte nooit wat zei ze me), toen ik in Jette woonde en helemaal naar de andere kant van Brussel moest, Vorst, reed ik er ook dagelijks met de bus voorbij. Je kijkt toch twee keer: « Is dat nu Peterbos? » Ergens wonen is natuurlijk nog iets anders dan er voorbijrijden.
Ikzelf woonde in Ukkel en Jette: rustige, brave gemeentes. Ukkel is mooi maar buiten talloze parken en restaurants valt er weinig te beleven, Jette is ietwat saai. Een typische Brusselaar noemt het de ‘kalme’ gemeenten. Wel woonde ik in Jette dichtbij Bockstael (Laken), da’s een andere wereld, Bockstael stond lang bekend als een probleemwijk. Een keer net na oudjaar ben ik er ‘s nachts werkelijk bang geweest.
Zwarte Vijvers (Étangs Noirs) is ook een beruchte wijk in Molenbeek. Net over het kanaal, van de Dansaert Vlaming de brug over. Salah Abdeslam verschool er zich, nog steeds vind ik het een vreemde gedachte dat ik sporadisch misschien het huis passeerde waar hij zich schuilhield. Maar op straat kwam ik er niks tegen, in de metro had ik wel het gevoel dat er altijd iets gebeurde.
Net na de aanslagen moest ik er lesgeven, ik belde speciaal naar de politiedienst: « Ben ik er wel veilig? » « Mevrouw, Molenbeek is momenteel de veiligste gemeente van Brussel. »
Via het werk heb ik Brussel ook al vrij snel leren kennen: je moest wel omdat we vaak kris kras door Brussel op verplaatsing lesgeven. Geloof me maar dat je het metronetwerk er snel leert kennen. Tramnetwerk ook best, aan al die bussen van de Lijn, de MIVB, de TEC daar begin ik niet eens aan.
Toen ik in Brussel woonde, had ik het gevoel ‘mobieler’ te zijn: vrienden bezoeken in Wallonië, in heel Vlaanderen en omdat er in mijn gemeentes eigenlijk niks te beleven viel (afgezien van de vele vele restaurants in Ukkel) moest ik wel m’n gemeente uit.
De mooiste wijken in Brussel zijn er indrukwekkender dan die in Antwerpen, de minder ‘betere’ wijken groezeliger. Bij Clemenceau in Anderlecht waan je je in de derde wereld als je uit de metro komt, in de imposante villawijken van Ukkel begrijp je niet dat iemand zo’n rijkdom bezit. Overal kwam ik wel es bij iemand thuis: van Sint-Joost-Ten-Node tot de een van de duurste villawijken in Ukkel.
Antwerpen kent duizenden werelden, Brussel ook. Bij Lemonnier (Brussel stad, op weg naar het Zuidstation) tref je overal Arabische restaurants aan waar ze geen alcohol schenken (twee keer uit eten geweest, ik had buikpijn van de specerijen 😆 maar wel lekker). In het Terkamerenbos in Ukkel zie je er ruiters, in Chaussée de Gand in Molenbeek de goedkoopste winkels. Sommige mensen beweren dat je het verschil niet merkt tussen de Brusselse gemeentes, ik deed dat wel. Het verschil tussen Elsene en Sint Gillis was me maar al te duidelijk. Believe me, die overgangen merkte ik.
Waar ik graag kwam: Châtelain, Flagey (wie komt er nu niet graag in Flagey?), Lepoutre, Het Brugmannplein (Elsene) , Sint Gillisvoorplein (Sint Gillis), Chaussée de Gand (Molenbeek), de Marollen, de Sablon, Dansaert, Sint Katelijne, de Sint Gorikshallen (Brussel stad), Merode, Place Jourdan (Etterbeek), Josaphat (Schaarbeek) .
Waar ik niet graag kwam: de Wayezstraat (Anderlecht), Place du Luxembourg (Elsene).
Achteraf vind ik het raar om te beseffen dat ik toch zes jaar in Brussel heb gewoond. Naast Antwerpen (represent), vijf jaar Gent, zes jaar Brussel. Als je een stad echt wilt leren kennen, moet je er gewoon gaan wonen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten