9 jaren lang (of zelfs 10 jaren) trok ik iedere vakantie naar een speelplein in Wijnegem, Don Bosco. Aanvankelijk reden we elke weekdag van Antwerpen naar Wijnegem met de auto, later gingen we alleen met de fiets en op m’n zestiende met m’n bromfiets. De laatste twee jaar werd ik er monitrice, eerst van de lagere schoolkinderen, een jaar later bij de kleutertjes. Een echt ‘brave’ monitrice was ik niet: ik weet nog dat ik een spelletje verzon: om het eerste in slaap vallen, omdat ik er op dat moment geen zin in had. Voor het geld deed ik het niet: ik denk dat we nauwelijks 500 Belgische frank per week verdienden, als het niet nog minder was.
Ieder jaar zag ik op de speelplein een jongen, ik zal hem Lorens noemen. Lorens was écht knap, maar écht knap: donkerbruine (haast zwarte) golvende haren, lichte sproetjes, felblauwe donkerblauwe glanzende grote ogen met sterretjes, dikke lange zwarte vele wimpers, een schattig prachtig koppie, kortom een plaatje. En ja, ieder meisje was verliefd op Lorens, misschien twee niet.
Wat doen verliefde jonge meisjes: jongens plagen is liefde vragen, Juist, ja.Tijdens elke vrije speelpauze vielen we hem gi-gan-tisch lastig, niet normaal. In groep trokken we iedere keer naar het jongenskamp om hem zodanig hard te plagen dat hij boos achter ons ging hollen. Ik denk eigenlijk dat hij het best vervelend vond die overweldigende aandacht, en aanvankelijk had hij het niet door dat we verliefd op hem waren. Wél moet ik zeggen dat hij heel aardig was, hijzelf zou nooit pesten en slechts zelden - als hij ons terecht moe was - begon hij te schelden. En niet eens hard.
Het tweede jaar had hij het wél helemaal begrepen, m’n broer had het hem namelijk verteld. Ik weet nog heel goed dat hij tegen me zei: “Je bent verliefd op mij! Je bent verliefd op mij!”, ik in alle toonaarden ontkennen natuurlijk en hij: “Jawel, je broer heeft het me verteld!”, toen kon ik niets meer zeggen. En dàn begon hij mij te plagen: “Je bent verliefd op mij! Je bent verliefd op mij! Je bent verliefd op mij!”, ik ging door de grond. Vanaf dan wist hij heel goed waarom al die meiden hem bleven plagen want de dag erna gingen we -uiteraard - verder met hem lastig te vallen. Al was er wél iets veranderd: hij werd niet meer zo boos nu hij de ware reden wist waarom we ons zo voor hem aanstelden.
Op m’n zestiende werden we min of meer bevriend: ik was natuurlijk nog steeds smoorverliefd en nu kon ik pas écht genieten van zijn gezelschap. Lorens was namelijk net als ik ‘vroegrijp’ en kon - anders dan de andere jongens - normale gesprekken voeren met meiden. Hij was echt oprecht een heel toffe kerel. Vanaf dan trok ik ieder vrij moment naar hem, voerde lange gesprekken of we amuseerden ons gewoon te pletter. Dat zijn pràchtige herinneringen met Lorens, de jongen op wie haast ieder meisje verliefd was.
Ik gebruik een afbeelding van de overweldigend mooie Yuki Sohma die zijn eigen devote fanclub heeft.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten