Dat komt natuurlijk ergens vandaan; je wordt niet geboren met een liefde voor het arthouse genre. In m’n kindertijd versleten ik en m’n broer onze zaterdagmiddagen in het theater of in de bioscoop. We waren net volwassenen: eerst een filmpje en dan een drankje, maar dan op zaterdagmiddag. We gingen zowel naar de commerciële films in de Rex, Astrid, Brabo etc. (dat was dus nog voor Metropolis- en Gaumonttijden) als naar het alternatieve arthouse circuit in de Jeugdbioscoop dat onderdak had gevonden in de Cartoon’s. We waren kind aan huis in de Cartoon’s: de mannen van de Jeugdbioscoop kenden ons omdat we er bij haast elke nieuwe vertoning waren.
Opgroeiende met zowel het arthouse genre als de commerciële films heb ik al vrij vroeg ‘onbewust’ gekozen voor het arthouse genre. Als jonge tiener kreeg ik het gevoel dat Hollywoodiaanse films niet ‘echt’ waren en arthouse ‘echter’ aanvoelde. Ook meer als een ‘thuiskomen’; het voelde vertrouwelijker aan. Waarschijnlijk omdat ik in m’n jongste jaren zo vaak in de Jeugdbioscoop te vinden was.
Nu allang tiener voorbij: ik geef geen ene moer om de films die iedereen gezien moet hebben, en die iedereen heeft gezien als het verhaal, het gegeven mij niet aanspreekt. Ik ga gewoon af op de film die ik zelf graag wil zien. En vaak is dat de Andere Film, de arthouse, dat komt dus ergens vandaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten