Hoe het begon: op een scoutsweekend met de hele groep. Michiel zat normaal in een andere tak maar hij liep bij ons stage om leider te worden. Een scoutsvriendinnetje van me zei: "Die met z'n groene trui is echt wel ne knappe gast." "Wie? Wie?" Heel belangrijk toen. Tijdens een bosspel zagen we hem zitten op z'n post en vervolgens hebben we het hele bosspel geditcht. "Zouden jullie niet es verder willen doen?" vroeg hij. Wij: "Bwoa." Tijdens dat scoutsweekend was het ook de eerste keer dat we optrokken met de jongens, allemaal voor hem want hij was er leider. De jongens dachten dat we hen leuk vonden en wij moesten dan lachen met dat idee. As if! We kwamen voor Michiel.
Vanaf dan had onze leiding nog minder tegen ons te zeggen: tafereel aan de tafel: élke maaltijd zaten we bij Michiel. Dat spreekt vanzelf. Als onze leiding ons riep deden we alsof we hen niet hoorden, of we zeiden dat we moe waren. "Moet dat nu écht?" zo van die dingen. Ik ging zelfs een stapje verder door ostentatief recht te staan: "Een, twee, drie." en vervolgens liet ik me weer zakken, als teken dat ik probeerde maar geen fut had. Maar als Michiel rechtstond sprongen we recht. Ook dat spreekt vanzelf, het was komisch.
Wat nog meer: op algemeen weekend met alle derdejaars uit de provincie Antwerpen, of de regio Antwerpen, moest hij vroeger door wegens examens. Natuurlijk gingen we hem uitwuiven. En ik weet niet hoe maar er kwam plots een kip achter me aanrennen. Dus ik holde weg van de kip en vervolgens achter de auto aan waarin hij zat. Michiel dacht natuurlijk dat ik hem achterna rende en de hele avond lag ik erover te piekeren: " 't Is niet waar, hij dacht ik hem achterna rende!"
Toen we achter z'n adres kwamen raapten we een papiertje op straat op. Schreven we 'Groetjes' en onze namen. Ik denk dat hij dat heel tof vond. De andere leiders van de jongens vonden het maar vervelend ons gehuppel achter hem. Elke zondag gingen we na onze vergadering naar de jongens heen fietsen, iets dat we ervoor nooit deden, en op een van die keren riep een scoutsleider, we hadden hem helemaal niets gezegd, door het hele gebouw: "Michiel, Michiel! Stefanie is er voor jou." Schaamte alom. En ik voelde me geviseerd want ik stond er niet alleen.
Op het gezamelijke kamp met de jongens stonden we vroeger op om hem koffie te brengen. We waren erachter gekomen dat hij graag koffie dronk dus daar stonden we aan z'n tent. "Michiel, Michiel, moet jij koffie hebben?" Jawel, we maakten hem wakker om een kop koffie. En we dachten dat hij het niet doorhad dat we hem leuk vonden. "Ik denk wel dat Michiel het doorheeft." "Hoezo?" Naïeve pubertjes. Op een bosspel kwam het hoge woord eruit: een van de eerstejaartjes zag hem en riep luidkeels: "Is dat nu Michiel? Is dat nu diegene die jullie allemaal zo knap vinden?" waarna ze duidelijk aangaf dat zij dat niet vond. We werden kwaad op haar omdat het niet lief was tegenover hem en ook omdat er sindsdien geen twijfel meer aan bestond dat wij 'vollen bak' fan van hem waren. We hebben het meisje net niet in elkaar getimmerd.
Na dat scoutskamp zag ik hem niet meer tot vorig jaar. In een meubelwinkel. Hij herkende me nog van toen, was vriendelijk en bleef discreet over dat beschamende stukje puberale verleden. Wel aardig en ach wat, het was een gevalletje van Michiel fever.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten