Begin deze maand een van m’n dromen verwezenlijkt: in Rio de Janeiro te mogen rondwandelen. Dat heb ik dus gedaan én hoé! Op het strand rondgewandeld, in de metro rondgewandeld, op de Copacabana en Ipanema rondgewandelend, oòk in een favela rondgewandeld, in en rond de belangrijkste toeristische plekken rondgewandeld en, niet onbelangrijk, tussen de knappe mannen rondgewandeld. Dat was Rio. Leuk, maar je moet er wel oppassen.
De reden waarom ik Rio en m’n droom om er ooit heen te gaan zo banaal neerschrijf is omdat het zo overweldigend was. Ja, dat kan.
Gisteren beleefde ik een andere droom van me: de emoties van een Prince concert nog es mee te maken. Ik ben namelijk een zware Prince fan. Zo een die het heel moeilijk had op 21/4’16. Zo een die de dag erna sprakeloos was. Aanvankelijk stortte ik me na zijn heengaan maandenlang op hem: werd fanatieker dan ooit tevoren. En daarna werd het stil. Het was alsof ik niks meer met hem te maken wou hebben, boos was. Besef nu dat ik wel twee jaar lang boos ben geweest en m’n eigen verdriet niet meer onder ogen wou zien.
Tot vorige weekend dus. Als préverjaardagscadeau kreeg ik een ticket voor het symfonische concert van The Artist cadeau en de eerste tranen volgden (dat was nog niks in vergelijking met wat er gisteren zou komen. Tijdens het concert werd ik meermaals bevangen door emoties en tranen)
Als Prince fan, of althans ik toch, zie je sommige tributes en je denkt: “Lief maar toch maar niet.” Het maakt het er zelfs pijnlijker op. Dus ik sta wat sceptisch tegenover tributes. Het gevoel van, nee dat kan niet meer, is niet echt prettig. Gisteren was het de eerste keer dat ik zijn aanwezigheid ‘voelde’. Prince moet je niet willen ‘evenaren’; da’s haast onmogelijk. Zoals hij zong, danste, muziek speelde, het publiek opzweepte en entertainde, tja, da’s zo uniek dat het haast een spirituele ervaring werd: everybody on the one. Hij kwam op en je was ‘on the one’. Samen met jou de hele zaal.
Gisteren kreeg je een Prince gevoel omdat ze dit toelieten: bij elke symfonische song hoorde je hem zingen, in je hoofd. Daarnaast waren het ook briljante muzikanten. Vanaf het begin, na For You, toen Controversy werd ingezet, voelde je al aan, dit wordt niet zomaar een tribute. Een van de muzikanten, een violiste, kon zo met hem op een podium. Een multigetalenteerde funky dame. En dan kwam de apotheose: het voorlaatste nummer, Purple Rain, werd een eerbetoon dat hij verdiende: een video van hem in concert ingetogen begeleid door de muzikanten. Alhoewel Purple Rain niet mijn favoriete nummer is, heb ik het steeds als een apotheose ervaren op zijn concerten. Ook gisteren.
Dank aan alle muzikanten, dank aan Questlove, Brent Fischer, Miguel Atwood-Ferguson en the estate of Prince om ons nogmaals het gevoel van een live Prince concert te geven. Veel, veel, veel dank.
Alhoewel ik nu meer dan vijf jaar in Brussel woon, blijft Antwerpen nog steeds de stad waar ik me het meest mee verbonden voel. Het is de stad waar ik ben opgegroeid, waar ik na m’n studies begon te werken. Een Antwerpse in Antwerpen, omringd door een Antwerpse familie. Niet dat ik me niet thuisvoel in Brussel: na de eerste moeilijke maanden waande ik me haast een Brusselaar. Alleen, hoe langer ik in Brussel woon, hoe Antwerpser ik me voel.
Nooit gedacht dat ik zoveel affiniteit zou voelen met m’n Stad aan de Stroom. Immers, in m’n laatste jaren Antwerps middelbaar had ik haast om zo snel mogelijk uit Antwerpen te vertrekken: “Changement de l’air”, noemde ik het. Een snakken naar iets anders. Iets onbekends.
Als het geheel aan mij had gelegen trok ik naar de universiteit in Leiden om daar Neerlandistiek te studeren. Tja, zover mocht ik niet gaan. Het werd dus een (voor mij) tweede beste: Gent, Germaanse Filologie in Gent.
Anders dan in Brussel heb ik me in Gent nooit thuisgevoeld. Na een jaar Gent was het nieuwe eraf en kreeg ik heimwee naar Antwerpen. En toch, ook al had ik de mogelijkheid om na de kandidaturen te veranderen, I stuck to Ghent. Waar ik achteraf geen van spijt van heb: na vijf jaar Gent denk ik dat ik de stad ook ken. Of althans, hoe ze rond de milleniumwisseling was. Gent was een alternatieve studentenstad toen ik er heen trok en heb die stad hipper en hipper zien worden. In m’n laatste jaar unief leerde ik er de échte Gentenaars kennen hangende aan de toog van de vermaarde Hotsy Totsy Club.
Door een eerste baan kwam ik weer in Antwerpen terecht. Dat ik uit Gent wou vertrekken stond vast, Brussel leek toen nog een onbereikbare droom: ik sprak amper Frans. Eindelijk terug in Antwerpen nam ik het besluit Antwerpen niet meer te verlaten.
En nu woon ik al meer dan vijf jaar in Brussel. Gent was een bewuste keuze en had nooit het gevoel er thuis te zijn (al geniet ik ervan, sinds ik er niet meer woon, om er te komen, on the verge like: ik zou er best weer willen wonen), Brussel daarentegen is nooit een bewuste keuze geweest en voelde me er na de eerste moeilijke maanden echt thuis.
In die mate dat ik Antwerpen mis in Brussel en Brussel in Antwerpen. Voel me als een kid tussen twee cities.
Om alweer eens in herhaling te vallen: hier een lijstje van m’n favoriete artiesten. Sommige artiesten zijn net uit de boot gevallen omdat ik hun werk niet voldoende ken. Anderen staan er terecht niet in. Maar volgende artiesten ken ik best goed en vind ik meer dan geweldig:
1. Prince
2. Parliament/Funkadelic
3. Stevie Wonder
4. Daft Punk
5. Sly and The Family Stone
6. Michael Jackson
7. The Supremes
8. The Rolling Stones
9. Aretha Franklin
10. Jimi Hendrix
11. Grandmaster Flash and The Furious Five
12. The Beatles
13. Chic
14. Nina Simone
15. Eric B and Rakim
16. Bob Marley and The Wailers
17. Madonna
18. Massive Attack
19. Marvin Gaye
20. David Bowie
21. N.W.A.
22. Paul Simon/Simon and Garfunkel
23. Pharrell Williams
24. Whitney Houston
25. Diana Ross
26. Billy Joel
27. Earth Wind and Fire
28. ABBA
29. Pink Floyd
30. Janet Jackson
31. Led Zeppelin
32. Björk
33. The Doors
34. Snoop Dogg
35. Erykah Badu
36. Dr. Dre
37. Jamiroquai
38. Kendrick Lamar
Donderdag 16 augustus, net wanneer the Queen of Pop, Madonna, 60 kaarsjes uitblies, zwaaide de Queen of Soul, Aretha Franklin ons gedag. Rot. Alweer een legende, een icoon die heengaat.
Tot voor kort koesterde ik nog de stille hoop haar ooit live te mogen bewonderen al sijpelden de verontrustende geruchten van een ernstige ziekte binnen. Ook toegeven, ze zag er de laatste tijd niet goed uit maar soms blijf je je aan alleen hoop vasthouden.
Aretha Franklin is een van de artiesten die ik vooral ontdekte tijdens m’n studentenjaren. Een mooi lijstje is dat: P-Funk (Parliament/Funkadelic), Sly & The Family Stone, Stevie Wonder, Prince, het jaren ‘60 werk van The Rolling Stones (later werk was ik al bekend mee), Grandmaster Flash & The Furious Five, NWA, Eric B & Rakim, Snoop Doggy Dog, The Supremes, Ella Fitzgerald, Billie Holiday, Chet Baker en dan Aretha Franklin (misschien vergeet ik nog een aantal artiesten die ik toen vooral heb ontdekt). Haar collectie met 60’s hits behoort nog steeds tot m’n favoriete albums.
Aretha Franklin had een powervoice, een emotionele voice, wat zij zong, raakt je. Haar fenomenale talent waarop zij songs interpreteerde, volledig zich eigen maakte en vaak naar een hoger niveau tilde is one in a million, billion gegeven. De ongetwijfelde Queen of Soul heeft ons zoveel briljante muziek gegeven waar we ons vol bewondering en ontroering in kunnen wentelen. Thanks, Miss Aretha Franklin. R.E.S.P.E.C.T.
Jaren en jaren geleden, meer dan vijf jaar terug, schreef ik op deze blog dat het mijn droom was om ooit naar Japan en Brazilië te reizen. Brazilië een droom sinds m’n studentenjaren: Bossa Nova (!), Japan sinds ik als een blok viel voor animé en manga. Nog wat later kon ik er Zuid-Korea aan toevoegen, want daar hebben ze K-Pop. Maar bovenal toch Japan en Brazilië. Ondertussen heb ik Japan twee keer bezocht, ik dacht: 1 keer is niet genoeg (2 keer eigenlijk ook niet), en heb m’n ticket naar Brazilië. En in Zuid-Korea heb ik trouwens ook rondgewaard. Je kan moeilijk zeggen dat ik niet weet wat ik wil.
Maar eigenlijk waren het Tokio en Rio de Janeiro die me beiden als geen andere steden wisten te fascineren. En nu ik me de laatste weken meer vastbijt in Rio de Janeiro verbaast het me hoe verschillend die twee steden zijn. Of liever gezegd, ik bedoel: verbaast het me dat ik door die twee zo totaal verschillende steden zo gefascineerd kan zijn.
Tokio: is een extreem georganiseerde metropool. Think Deutsche Pünktlichkeit und Gründlichkeit in het veelvoud. Het is een van de meest stedelijkste steden ter wereld (zoniet de stedelijkste), een metropool van miljoenen en miljoenen mensen op een mierenhoop en toch heel monocultureel: als je voorbij de centrumwijken (en wijken zijn daar steden) als Shibuya, Shinjuku, Akihabara etc. gaat, tref je er bijna uitsluitend Japanners aan. Voor een West-Europeaan is die monocultuur best een cultuurshock.
Ook: Japanners zijn verder tot in de puntjes verzorgd, je ziet ze niet in sweatpants of zwemshort over straat lopen, tenzij het extreme coole sweatpants of zwemshorts zijn. Ze zijn nooit luidruchtig, tonen geen extreme emoties naar de buitenwereld toe.
Rio de Janeiro (naar wat ik hoor en lees): is een ongeorganiseerde metropool. Ik ben nog niet vertrokken en m’n hotelboeking bezorgde me al enkele dagen kopzorgen. Of kijk alleen maar es hoe de stad is opgebouwd: ongerepte natuur tussen grootstedelijke wijken en dit zonder enige échte planning lijkt het wel. Men heeft me verteld dat het vooral een ruwe stad is. Haha, en Tokio is zo clean, in menig opzicht. Wat voor mij dan geen cultuurshock zal zijn is de multicultuur. En anders dan Japanners lijken de inwoners van Rio de Janeiro altijd op weg te zijn naar het strand of de Sambales. Zuiders en expressief.
Het verschil uit zich misschien het best in de muziek: J-Pop is ingenieuze pop, duidelijk gemaakt vanuit het verstand. Heel anders dan Braziliaanse pop die warm aanvoelt, duidelijk gemaakt vanuit de buik, het gevoel. Ik hou van beide soorten.
Hopelijk zijn Brazilianen op hun eigen manier net zo leuk als Japanners.
20 jaar geleden. 20 jaar geleden was ik een laatstejaarscholier die een studiekeuze ging maken. 20 jaar, dat zijn zoveel jaren en toch lijkt het zo nabij. Dat ik naar de VUB ging, een VUB-glas kreeg op de infodag. Of naar de universiteit Antwerpen trok. Studeren in eigen stad. Ja, ik ging universiteit doen, dat hadden journalisten me aangeraden, het toenmalige PMS (nu CLB) en de school. Universiteit zou ik doen, ik twijfelde enkel tussen wat. Mijn droom was Germaanse. En studeren in
Gent. Sinds lang. Maar ik dierf niet. Germaanse had toen een joekel van een reputatie. Laat staan in Gent.
G
Ik had uiteindelijk besloten om Communicatiewetenschappen in de VUB te doen. Leuk, boeiend en uitdagend. Tot ik een klasgenootje toevertrouwde: “Ik zou eigenlijk het liefst van al Germaanse in Gent doen maar ik durf niet.” Ze schudde me wakker: “Stefanie, doe dat gewoon, als je het niet probeert ga je er spijt van hebben.” En dus zo geschiedde: zo vond ik me terug op een opendeurdag Germaanse in Gent en wist: dit ga ik doen.
Soms, zo nu en dan es, kom je van die personen tegen die je zo begeesteren dat je een nieuwe weg gaat volgen. Een van die personen was voor mij professor emeritus Johan Taeldeman. Op de infodag had hij de taak om ons hoopvolle toekomstige studenten Germaanse angst in te boezemen. In die taak is hij hoegenaamd niet geslaagd. Hoe kon hij ook: lacherige ogen, vrolijke kerstmanbuik, de baard van Sinterklaas, een stem die vol galmde door de aula. Ik kon niet wachten om les van hém te krijgen.
Het eerste jaar viel tegen. Ja en nee. Het middelbaar had ik al fluitende gehaald en wist hoegenaamd niet meer hoe ik moest studeren. Mijn zelfvertrouwen stond ook op een onbestaand laag niveau: je moet toch slim zijn voor universiteit? Wie denk ik wel dat ik ben? Weinigen halen de eerste twee jaar universiteit zonder ook maar iets te studeren. En ik sukkelde, vooral met Engels. Tot m’n grootste verbazing (lees verheugenis) wist ik er nog een IAJ uit te slepen: enkel gebuisd voor Engels. Gemiddeld meer dan 50 of 60 en 3 buispunten (Engelse Taalkunde 8, Engelse Letterkunde 9. Of omgekeerd). Ik begon opnieuw met m’n IAJ- combinatiejaar en ruilde Engels in voor Zweeds. En dat ging wonderwel.
Walter Prevenier, Magda De Vos, Klaas Willems, Luc De Grauwe, Johan Braeckman, profs die een indruk achterlieten. Profs die een moeilijke droge materie helder konden overbrengen. Al bleef ik wel weg uit de lessen Syntaxis (zinsontleding) omdat Magda De Vos de gewoonte had je er uit te pikken in een volle aula om een vraag te beantwoorden. Ik begreep niks van syntaxis en koos ervoor om niet publiekelijk voor schut te staan. Tot ik de cursus vastnam en syntaxis het beste werd wat ik kon.
Na m’n eerste kandidatuur had ik een hoge pet van de vakgroep Nederlandse Taalkunde. En Johan Taeldeman gaf de vakgroep evenveel glans. Van Sinterklaas of de kerstman (zo noemde we hem soms) kreeg ik les vanaf de 2e kandidatuur. Alhoewel Anne Marie Musschoot bij de vakgroep Nederlandse Letterkunde ook een professor is die me wist te boeien, Walter Waterschoot hilarisch leuk Middeleeuwse literatuur kon overbrengen, is professor Taeldeman de persoon die me deed besluiten om helemaal voor taalkunde te gaan. En dat zegt wel wat als je weet dat ik Germaanse koos om de literatuur en de taalkunde er, och wat, ging bijnemen.
Zweeds liet ik vallen en ging voor ATW (Algemene Taalwetenschap) in m’n licenties. Blij toe. Bart (een studiegenoot en toen een van m’n beste vrienden) en ik lachten ons een kriek bij de droge humor van Klaas Willems. Maar alleen wij zaten ons achter onze bank te verkneukelen.
Verder in de licenties volgde ik bijna al mijn keuzevakken bij de progressieve professor Van Schoor: Kunst, Film en nog es Kunst. Video Art, name it. Film en Video Art waren toen nog een “verse” academische discipline. Maar heerlijk om les te krijgen in een filmzaal. Hij heeft m’n liefde voor Stanley Kubrick aangewakkerd.
Waarom ik dit blogbericht schrijf: ik ben heel laat te weten gekomen dat professor emeritus Johan Taeldeman is gestorven. Hij heeft zo’n indruk op mij achtergelaten dat ik het niet kan laten een blogbericht te schrijven over hem, z’n collega’s en m’n Gentse studentenjaren. Ik ben Johan De Caluwe nog vergeten, en waarschijnlijk nog andere profs die mijn nieuwsgierigheid wisten aan te wakkeren.
Maar in elk geval: Taeldeman was a boss.
Zaterdagavond mocht ik Roger Waters toejuichen. Roger Waters, een van de genieën van de geniale Pink Floyd. Ik heb wat met Pink Floyd: in m’n tienerjaren had ik een obsesssie met het album The Wall. Met de walkman onder de lakens viel ik vaak in slaap al luisterende naar dat album. Toen ik later rock meer liet voor wat het was, was Pink Floyd een van de weinige rockbands waar ik nog gaarne naar luisterde.
Momenteel ben ik zo ecclectisch als wat qua smaak en verval ik eerder in ‘genreperiodes’. Dan weer Klassiek, dan weer Funk, dan weer Electro etc. Mijn revolte tegen rock had eerder te maken met het ‘rockisme’ van bladen als Rolling Stone en dergelijke. Niettemin, Pink Floyd ben ik ondanks mijn revolte trouw gebleven.
En niet onterecht: wat een show! Ik heb hem net achter de rug en het moet nog effe bezinken, omdat het zo goed was. Je krijgt de Pink Floyd mood, het geweldige gezang, de politics, de gevoelige songs en alles waar je stiekem op hoopt met een visual live show die ik nooit eerder zo geweldig zag.
Ik post hier nu Another Brick in the Wall maar er waren meerdere hoogtepunten. Meerdere staande ovaties.
Het is nu al twee jaren geleden en ik heb het nog niet helemaal verwerkt. Misschien zijn we soms zo triest over iets waar praten nog moeilijk over lijkt. Voor mij. Volgende week is het dus twee jaar geleden.
Ik meen graag te geloven dat mijn generatie speciaal is. Mijn eigen kleine generatie van de Xennials. Noem het Xennials, noem het MTV-generatie. Feit is dat het over een microgeneratie gaat geboren tussen 1976-1984 (MTV’ers) of 1977-1983 (Xennials). Maar laat ik het nu over de Xennials hebben. De MTV-generatie, daar heb ik het al eerder over gehad.
De Xennials zijn een overgangsgeneratie. De jongste van de Generation X’ers (tot 1980), de oudste der Millenials/Generation Y (vanaf 1980). Vandaar Xennials.
Pas toen ik op een artikel over de microgeneratie Xennials stootte besefte ik pas dat het inderdaad om een bijzondere generatie gaat: Xennials hebben de technologische vooruitgang, de technologische vernieuwing in een stroomversnelling zien voorbijgaan. We speelden onze eerste albums op vinyl, deden al heel snel de stap naar cassettes waarna enkele jaren later de compact disc, cd, gemeengoed werd. Gevolgd door mp3. Of sommigen willen het ook zo uitdrukken: we groeiden op in een analoge wereld en werden volwassen in een digitale wereld.
Eind jaren ‘70- eind jaren ‘90 veranderde de wereld drastisch door de walkman, videorecorder, dvd, etc, etc, gsm en niet in de allerlaatste plaats het internet. En dat is een wereld waarin wij Xennials zijn opgegroeid, een wereld waarin we ons heel snel leerden aanpassen.
Een chronologische greep: overgang van platen naar casettes, van de ghettoblaster naar de walkman, pc, de videorecorder, computerspelletjes, gameboy, cd-speler, hifi-keten, laptops, internet, mp3, gsm. En dan nog allerhande telefoons: van draaischijftelefoons naar dus de gsms. Eind jaren ‘90 kon je de eerste sms’en versturen, begin jaren ‘2000 telefoons met een beperkte internettoegang. Wap heette dat toen, geloof ik. Kan je absoluut niet vergelijken met de huidige smartphones.
Van draaischijftelefoons naar gsm’s met beperkt internet. Van vinyl naar mp3. Van typmachines naar laptops. Da’s de wereld waarin Xennials volwassen werden.
En wat is er nog cooler dan dat Bart Simpson en Lisa Simpson ook Xennials zijn? Right on!
Bij tijd en wijle verbaast het me dat velen onder ons ‘crazy’ zijn op sommige landen, zelfs zonder ooit een voet in dat land te hebben gezet. India komt vaak voorbij. Da’s een droombestemming van velen. Niet die van mij. China hoor ik ook wel es. Verder Frankrijk, Italie etc. etc. Het heeft te maken met een gevoel, vermoed ik. Een drang naar een exotisme dat bij je lijkt te horen en je in eigen omgeving niet vindt.
Mijn enige droombestemming was lange tijd sinds m’n studententijd Brazilië. Dat verhaal begon met Bossa Nova. Love at the first encounter. Ik zocht me vervolgens gek naar Bossa Nova in een tijd waarin je nog muziek ging halen in cd-winkels en bibliotheken. Ik deed er dus werkelijk moeite voor. En droomde van Rio. Rio di Janeiro. Die liefde heb ik nooit losgelaten. Ik droom nog steeds van Rio di Janeiro.
Japan was absoluut niet on my mind toen ik zo’n tien jaar geleden in de plaatselijke videotheek rondliep en het gevoel had alle voor mij interessante films te hebben gezien. Dit was een plaatselijke videotheek waar er doorgaans de meest populaire films werden aangekocht. En ik hou doorgaans niet van de meest populaire films.
M’n blik viel op Spirited Away, voordien had ik die film niet eens in overweging genomen maar de eigenaar wist me te overtuigen. En ik werd nieuwsgierig.
Het begon bij Spirited Away en het ontaardde in een ‘crazy’ love voor Japan. Die film raakte me, die film raakte me zo erg dat ik meteen en liefst zo snel mogelijk alle Studio Ghibli films ging opzoeken. Wat ik niet vond in videotheken werd gedownload. En nadat ik eenmaal de meeste Ghibli classics mocht bewonderen zette ik de voorzichtige stap naar manga. Dat gebeurde heel natuurlijk. Sowieso was ik kind aan huis in de plaatselijke stripwinkel (die overigens wél een goeie collectie had), een typisch Wapanese meisje gekleed als een blanke Japanse Lolita zag ik er manga kopen. In m’n honger naar meer pop culture Japans sprak ik haar aan en ze raadde me Nana aan. Schot in de roos.
Vanaf m’n ontdekking van de animé en manga droomde ik ervan om naar Japan te gaan. Japan en Brazilië.
Ondertussen, zo’n 10 jaar later, heb ik Japan twee keer bezocht. De eerste keer was ik angstbenauwd; ging helemaal alleen naar een uiterst ver land dat ik enkel adoreerde via animé, manga en films. Helemaal alleen zo ver reizen voelde sowieso eng aan en stel je voor dat het tegenviel? Waar was ik dan met m’n ‘crazy’ love voor Japan?
Die ‘crazy’ love is na twee Japanreizen waarin ik de Japanse cultuur als een buitenstaander werkelijk mocht ervaren nog crazier geworden. Twee keer heb ik in Japan om Japan gehuild: de eerste keer in de metro vanuit Narita Airport op weg naar Tokyo, daar zag ik dat de fictieve beeldvorming die ik had van Japan een werkelijkheid werd. Dat gaf een onbeschrijfelijk gevoel: ‘Eindelijk, eindelijk ben ik hier’. De tweede keer toen ik na m’n laatste Japanreis in het vliegtuig Japan verliet. Een direct gemis. Wat kan ik anders zeggen dan dat het een grote liefde is?
En hoe gekker kan m’n liefde voor Japan nog worden? Nog meer, merk ik, bij het lezen van een boek in welke men de Japanse cultuur probeert uit te diepen en ik alweer een drang krijg om Japan te bezoeken.
Het is een gevoel, vermoed ik, een gevoel van iets exotisch dat me aanspreekt en ik in m’n omgeving mis.
Telkens als ik me realiseer dat de jongen met wie ik vier jaar lang in m’n hoofd zat, telkens als ik me realiseer dat hij wegebt, telkens dan begin ik iedere nacht over hem te dromen. Ie-de-re nacht. Ik noem het pesterijen. Ik heb het naar hem toe ooit es omschreven als een hamer waarvan ik wegloop maar die me telkens inhaalt. En meedogenloos op me inklopt. Nu voor het eerst in vier jaar bied ik onbewust weerstand maar geen idee of dat blijft duren als we een maand verder zijn.
Om mezelf beter te begrijpen zoek ik verklaringen, waarom een persoon maar blijft opduiken in je dromen. Er zijn twee verklaringen voor in mijn geval: de ene is dat onbewust de gevoelens nog niet zijn opgelost (wat wel klopt, denk ik. Ik ben dan ook zwaar door elkaar geschud geweest) de tweede verklaring is dat ik me zorgen om hem maak. Wat ook klopt. Bijna zolang ik hem ken, bijna zolang ben ik bezorgd om hem. En ziedaar mijn dromen.
Er is ook een gebeurtenis die ik moeilijk kan plaatsen, moeilijk kan verklaren. Sinds m’n negende bedenk ik verhalen rond een persoon, mijn ideaal. Later ben ik die gaan opschrijven en als ik verliefd word, is het telkens op iemand die veel op mijn ideaal lijkt. Ooit stuurde ik een foto door naar een vriendin van m’n drie grootste crushes, netjes alledrie onder elkaar en ze reageerde geschrokken: “Maar die lijken allemaal op elkaar!” Second look and true fact. Maar ze hadden nog nooit iets gedaan dat ik zelf had bedacht. Enter, ik noem hem Amin (omdat ik dat een mooie naam vind en het Marokkaans klinkt). Enter Amin dus. Er waren al zaken die me verwarde, alleen niet zozeer als de laatste keer dat ik hem zag. We hadden afgesproken omdat ik dan ein-de-lijk over m’n gevoelens voor hem kon praten. Hij wou me alleen maar helpen. Lief. In een verhaal dat ik meer dan vijftien jaar voordien had neergeschreven komt dit scenario ook voor. En vervolgens gebeurt er in real life woord voor woord letter voor letter precies wat ik vijftien jaar geleden had verzonnen. Zoiets kan je gewoonweg niet verzinnen. Woord voor woord zaten ik en Amin in m’n eigen verzonnen verhalen. En ik had het niet eens door. Pas later toen ik het verhaal opnieuw ging lezen en bij het etentje kwam dacht ik: “Wacht eens even.” En ik kon het niet eens uitlezen, ik stokte, dat was gewoon te confronterend en zo verwarrend. Hoe kàn dat!
Tegelijkertijd vond ik het ook jammer want dat is een van de mooiste verhalen, ik wil dat blijven kunnen lezen. En tegelijkertijd vond ik het ook prachtig dat een van m’n mooiste verhalen in real life is uitgekomen. Het was ook een mooie namiddag. Amin heeft een buitengewoon hoog EQ (ik ben nog nooit iemand tegengekomen met zo’n hoog EQ) en m’n hoofdpersonage, ik noem hem nu Remi (omdat ik Remi een mooie naam vind) heeft ook een hoog EQ dat het de pannen uit de daken swingt. Misschien kwam m’n verhaal uit omdat mensen met een superhoog EQ gewoon op die wijze zich gedragen.
Wat ik ook zo mooi vond is de manier waarop hij naar me luisterde. Er heeft nog nooit iemand zo hard naar me geluisterd, er heeft nog nooit iemand me zoveel aandacht geschonken, er is nog nooit iemand er zo erg voor me geweest. Gosh, er heeft nog iemand anyways me geholpen om over hem te geraken. De meesten aan wie ik het vertel reageren van: “Dat is wel heel bijzonder.” Bijzonder it is.
Misschien is het een fase in het wegebproces, dat in m’n dromen verschijnen. Van het bewust gemis naar het onbewust gemis. Hopelijk duurt dat ook geen vier jaar.
Jaren geleden las ik een ‘ik stel mezelf voor’-rondje op iemands blog en dacht: oh, da’s énig. Nu ben ik er zelf eindelijk klaar voor.
Voornaam: Katie
Familienaam: Morosky (hèhè)
Leeftijd: 38 jaar (dùrf daar iets van te zeggen)
Verjaardag: 26 december (tegen àlle verwachtingen in ben ik daar blij mee. Weet je hoe bijzonder het wel is om een kerstkind te zijn? Nobody gives a crap om 2 oktober)
Sterrenbeeld: Steenbok (samen met Jezus en Elvis Presley. Om helemaal precies te zijn heb ik Schorpioen op de ascendant en de Maan in Ram. Uranus ook op de ascendant. Ja, ik weet dat soort dingen)
Bloedgroep: A+ ( in Japan vinden ze dit soort dingen superbelangrijk. Nou ja, eigenlijk vinden ze overal dit soort dingen superbelangrijk)
Woonplaats: Brussel (na Rwanda, Wilrijk, Antwerpen, Gent en nog es Antwerpen. Ik ben een Brusselaar met een onmiskenbare heel herkenbare niet te versmaden Antwerpse tongval)
Diploma: Licentiaat/Master in de Germaanse Taal-en Letterkunde (in die tijden waarin men nog sprak over filologen en kandidaturen en dies meer, vorig millenium, was ik een student aan de Universiteit Gent)
Beroep: leerkracht (al zo’n 14 jaar speel ik de baas in een klas)
Lengte: klein opdondertje
Gewicht: onvervalste Afrikaanse zandloper
Allergisch voor: graspollen, hondenepitheel en huisstofmijt (aangezien graspollen hun feestjes houden in het voorjaar en huisstofmijt in het najaar is het hier dus elke dag een feestje)
Lievelingskleur: zwart (omdat zwart van alle kleuren de meeste klasse uitstraalt. Ik voel me daarbij aangesproken)
Lievelingsdier: luipaard (en enkel en alleen om naar te kijken welteverstaan. Ik ben goed gek. Niet idioot gek. M’n scoutstotem is trouwens Gracieuze Lynx. Een prachtige totem voor iemand die van luipaarden houdt. Lynx vertel ik graag, Gracieus wekt enigszins enige schaamte op als je geen pompeuze persoonlijkheid hebt)
Lievelingsgerecht: hazenrugfilet (als ik nu zo makkelijk was geweest met spaghetti ofzo kon ik daar niet aleen het hele jaar door van genieten, was ik daarbovenop ook nog es goedkoper af. Maar nee, hé, het moet voor mij weer hazenrug zijn, hé)
Lievelingsdrank: rode wijn (Er kan weinig op tegen een goed glas Bourgogne. Of het moeten twee goede glazen Bourgogne zijn)
Favoriete sport: boogschieten, watersporten (en dat zijn dan meteen bij deze de enige sporten die ik graag doe en niet met tegenzin. Om alle misverstanden te vermijden: ik ben niet verder geraakt dan m’n eerste graden te behalen in zeilen, windsurfen en kajak. Wat niet meer betekent dat je je kan behelpen op een rustig meertje met wat wind. Op een rustige zee kon ik ooit wel windsurfen. Inmidddels zoveel jaar geleden dat dit behoort tot een ‘ooit was ik cool’ verleden )
Favoriete steden: Tokyo, Parijs (Tokyo nog meer dan Parijs. Tokyo nog meer dan alles)
Favoriete landen: Japan, Italië (Italië buiten Milaan welteverstaan. Wat een k*tmentaliteit)
Favoriete film: 2001 A Space Odyssey - Stanley Kubrick (en dat schrijf ik niet op om indruk te maken ofzo al ben ik me er nu ten volle van bewust dat dit een terechte zeer grote indruk achterlaat)
Favoriet boek: On The Road - Jack Kerouack (zie mij es cool wezen met m’n voorliefde voor het standaardwerk van de übercoole beatniks)
Favoriete artiesten: Parliament, Funkadelic, Prince (Ain’t no party like a funky party)
Favoriete acteur/actrice: Marlon Brando (Marlon Brando was knap, als een Grieks standbeeld zo knap. En daarnaast kon hij òòk nog es acteren. Wauw)
Favoriete kunstenaar: Picasso, Andy Warhol (in die volgorde. Al dweep ik meer met Andy Warhol omdat ik alles van en rond zijn persoon zo verschrikkelijk fascinerend vind. Ik heb niet 1 maar 2, 3 boeken van hem en zou ook graag z’n dagboeken hebben. Ik dweep dus met Andy Warhol. Maar ja, ik dweep ook met de kleur zwart)
Favoriete automerken: Mini Cooper en Austin Martin (the name is Bond. Jami Bond)
Zwakte voor: manga/animé, mayonaise, Franse kazen, ei, Martin Margiela, cult films, Appleproducten, honden en ben een hardcore Friends fan. Like the real raw deal Ross, Chandler, Monica, Phoebe, Joey and Rachel fan. Ik zou een Friends Trivial Pursuit kunnen maken. In drie level versies.
Hobbies: me met een computer/gadget bezighouden (alles wat maar ruikt naar verse technologie. Snif snif), dansen (geheel vrij dansen zonder aangeleerde danspasjes), cultuur (ik sniffel ook met plezier aan alles wat naar cultuur ruikt) lezen en schrijven (waarom zou ik anders ondertussen al zo’n tien jaar lang van die lange vervelende teksten op een blog schrijven?)
Recentste geheim: ik onderhoud een microblog met een vriend op tumblr. In ‘ons’ domein zijn we daar een hit met 1000 volgers (da’s zo’n geheim dat je graag vertelt. Da’s zo’n geheim dat je met plezier van de daken wilt roepen. Vandaar dit geheim hier)
IQ: na een intakegesprek bij Exentra bleek ik hoogbegaafd te zijn (en nee, ik ben verre van het wonderkind dat zichzelf al in de luiers heeft leren lezen)
Briggs Myers type: INTP (Intellectual Non stop Thinking Personality. Ahum. In werkelijkheid: Introvert iNtuitive Thinking Perceiving. Makkelijker uitgedrukt: de verstrooide professor. En ik ga het verder hierbij laten want ik moet alweer mijn teletijdsmachine repareren)
I write this in English in stead of my native Dutch in the hope that more people can understand this.
I don’t like what the #MeToo-movement have become. I really really really don’t. No, I’m not supporting Catherine Deneuve who insists that there is nothing wrong when men keep on trying. That’s totally not what I’m talking about because a No means No, let that be clear. The thing that really, and I mean REALLY bothers me is the behaviour towards Woody Allen and Aziz Ansari.
In this time and age, if we look at the Woody Allen case, you are guilty, even after you were proven innocent. A quick explanation: during the Woody Allen Mia Farrow divorce Farrow accused him of sexual misconduct with their daughter, Dylan. After the investigation Woody Allen was cleared and the investigators decided that it seemed more likely that Dylan Farrow was coached to lie by a vengeful mother. This is the story in a nutshell, however it’s interesting to read more about the case to form your own opinion.
What makes me really REALLY angry is that so many of us decided that Woody Allen is guilty before this even went to court. This is not a Weinstein story with sooo many many witnesses, we’re talking here about the allegations of one person. Every allegation has the right to be investigated but if we declare Woody Allen guilty before even proven is that everything everything but justice. Guilty before proven innocent. That’s even dangerous for our society. And certainly shameful.
This is not a ‘I believe you and Woody Allen is a pedophile’ case. This is a case for the police and the courtroom.
Then the Aziz Ansari case. Also in a nutshell: Ansari had a sexual encounter with a woman in his home. Despite feeling uncomfortable she engaged in it and he thought it was consensual. The next day she texted him that she felt bad about it and he was surprised. Years later she wrote a story about the encounter in wich she accused him of sexual misconduct.
Forgive me for being wrong but in my opinion is Ansari by no means whatsoever a sexual predator. He did not force himself upon her. And haven’t we learned that it’s important to be vocal about what we want and don’t want? Or is that’s just common sense since we cannot smell what the other wants. And also in this case: one allegation, no investagation. Guilty before proven innocent by many.
At first I was very supportive of #MeToo and I still think it’s an important and a very necessary movement that has to remain but I refuse to go along with this kind of irrational behaviour.
Lijstjes, lijstjes, lijstjes. Weer in een filmgeek mood (wat wil je, ik heb gisteren een Tarkovsky gezien) en (film)geeks houden van lijstjes. Ziehier m’n beste, slechtste en vaakst bekeken films:
Top 10
1. 2001, A Space Odyssey (1968) - Stanley Kubrick
Kubrick’s meesterwerk en voor mij de onovertroffen beste film ooit gemaakt. Het vergt wel meerdere kijkbeurten om hem ten volle te appreciëren. Bij mij klikte het pas bij de derde kijkbeurt he-le-maal, na de eerste kijkbeurt (ik was 19) begreep ik er niks van. En sindsdien werd hij beter en beter en nog beter. Een filosofische film over de Mens en zijn Technologie.
2. Once Upon a Time in America (1984) - Sergio Leone
Een van de epossen van epische filmmaker Sergio Leone. Ditmaal geen once upon a time in het Wilde Westen maar een once upon a time in het New Yorkse boevenmilieu van begin 20e eeuw. Poëtische scènes die je meeslepen en niet doen beseffen dat je urenlang naar een scherm zit te staren. Robert De Niro, James Woods etc. acteren de sterren van de hemel.
3. Blade Runner (1982) - Ridley Scott
‘All those moments will be lost in time, like tears in rain’. Inderdaad, net als 2001 een filosofische toekomstige sci fi film die je doet nadenken over ‘wat is menselijk?’ Wat mij aangrijpt is het trieste lot en conditie van de replica's die zich net zo goed als jij en ik menselijk wanen. En de traan van Sean Young! En een meesterlijke Rutger Hauer!
4. All About Eve (1950) - Joseph L. Mankiewicz
Bette. Davis. Steelt. De. Show. Maar ook: wat een waanzinnig goed scenario. Over de rivaliteit onder de theaterdiva’s, de ene die de andere een mes in de rug duwt. Indrukwekkende eindscene (jammer dat een top 10 te kort is voor Billy Wilder’s Sunset Boulevard (1950) met eveneens een indrukwekkende hoofdrolspeelster, Gloria Swanson, en eindscene).
5. Forrest Gump (1994) - Robert Zemeckis
Forrest Gump is zo’n warme grappige vertederende film vol leuke quotes die iedereen nog altijd met een glimlach citeert. ‘Life is like a box of chocolates’, anyone? Een verrassend surrealistisch beetje ‘Being There’ concept; de wereld door de roze blik van een laagbegaafde man die onwaarschijnlijke wereldvermarende hoogtepunten bereikt. Een leuke film, zoals een leuke film moet zijn.
6. Schichinin no Samurai/Seven Samurai (1954) - Akira Kurosawa
Wat mij zo aantrekt in de Japanse cinema zijn de diepmenselijke verhalen die op het gevoel inspelen zonder dat het tot iets als een oversentimentele tearjerker verwordt. Seven Samurai is het heroïsche epos der heroïsche epossen zonder dat opgeblazen heroïsche ‘We came, we fought and we won’ van de Amerikaanse cinema.
7. Byôsoku 5 Senchimêtoru / 5 Centimeters per Second (2007) - Makoto Shinkai
Lieflijke animé met hier ook weer die Japanse diepmenselijkheid. Het gaat hier over verhalen over de onbereikbare liefde. Mij oh zo herkenbaar. Prachtig getekend en als het verhaal je niet raakt dan doet de muziek dat wel.
8. Badlands (1973) - Terrence Malick
Soms wil je kost wat kost een film zien omdat je het gevoel hebt dat het wel zal ‘klikken’. Badlands is er voor mij zo een die ik al jaren wou zien; het verhaal , de regisseur, de knappe Martin Sheen en die titel: ‘Badlands’ maakte dat ik uikeek naar deze film. Het klikte dus en hoé! Dit in wezen heel gruwelijke verhaal wordt zo romantisch, zo rustiek sfeervol gebracht. Zoiets moet je kùnnen. Met twee onvergetelijke hoofdpersonages: het kindje en de rebel op moordpad.
9. Raging Bull (1980) - Martin Scorcese
Alhoewel Scorsese een veelzijdige filmmaker is, primeert in veel gevallen een bepaald thema: de ondergang van de menselijke psyche (net als bij Kubrick de waanzin een terugkerend thema is). Zeg maar: Travis ‘You talkin’ to me?’ Buckle. Zo ook Raging Bull; een tour de force van Scorsese en De Niro in een biopic van de bokser Jake La Motta. Ruw en aangrijpend hard .
10. Dr. Strangelove or: How I Learned to Stop Worrying and Love the Bomb (1964) - Stanley
Kubrick
Moet zowat een van de grappigste films zijn die ik ooit zag. De oorlog op een ludieke satirische manier benaderd, nog voor M.A.S.H. oorlog hi-la-risch ging maken. Ja, zelfs nog voor Monty Python met alles ging lachen.
Bottom 5
1. No Place for Fools (2015) - Oleg Jurevitsj Mavromatti
Mavromatti is een kunstenaar die ook films maakt en als dit nu als een artvideo werd gepresenteerd had ik het allicht niet de slechste film ooit gevonden. Maar dit werd wel degelijk als een film gepresenteerd op het Rotterdamse Filmfestival. Irritant (alleen al door het camerapersperspectief), saai en veel wtf?-momenten, die zelfs niet grappig zijn. Anyway, hij staat op Vimeo, waag je kans.
2. Manos, The Hands of Fate (1966) - Harold P. Warren
Zeg nooit dat je wel even snel net zo goed een goeie film kan maken want dat dacht Warren ook en maakte vervolgens volgens vele bronnen de slechste film allertijden. To see it is to believe it. Wel zo eentje die zo slecht is dat het hilarisch wordt. Dus het bekijken meer dan waard. Horrorfilm over een koppel met kind dat op een verlaten enge plek ongeloofwaardige dingen gaat doen. Amper te bekijken zonder de satrische kritiek van Mystery Science Theater 3000.
3. The Room (2003) - Tommy Wiseau
Tommy Wiseau dacht dat hij een meesterwerk maakte, de rest van de wereld oordeelde anders. Een van de klassiekers in het too bad too be true genre die maken dat je er volop plezier aan beleeft. Ontelbare memorabele slechte scènes in een bedoelde liefdestragedie.
4. Plan 9 from Outer Space (1959) - Ed Wood
Je kan Ed Wood niet verwijten dat hij geen rotsvast geloof in z’n eigen kunnen had en vervolgens maakte hij een hele resem aan legendarische slechte films. Zijn films vallen in tegenstelling tot Manos best te bekijken zonder de commentaar van Mystery Science Theater 3000.
5. Gigli (2003) - Martin Brest
Alweer een irritante film die gewoon op de zenuwen gaat werken. Semifilosofische diepzinnige flauwekul met een zwak verhaal en ongeloofwaardige personages. En wat doen Christopher Walken en Al Pacino daar?
10 Most Watched
1. 2001 A Space Odyssey (1968) - Stanley Kubrick
Behoeft geen uitleg meer. Ik heb hem gisteren alweer bekeken.
2. Welcome To The Dollhouse (1996) - Todd Solondz
Coming of age verhaal in een gitzwarte, pikzwarte komedie. Keiharde film met een intriest hoofdpersonage maar oh zo amusant.
3. The Breakfast Club (1985) - John Hughes
Dé highschool movie klassieker. Het pestkoppersonage Nelson van de Simpsons zou gebaseerd zijn op Bender (Judd Nelson, get it?)
4. Fucking Amål (1998) - Lukas Moodysson
‘Och nu går vi knulla!’ moet zowat een van de leukste kreten in een film zijn. Feelgood movie over een coming of age zwaar thema.
5. Fame (1980) - Alan Parker
Wie wilt er niet na het zien van deze film aan het New Yorkse LaGuardia les volgen? Dansen en zingen en toneel spelen. Een van de leukste dansfilms binnen het eigties dancefilmgenre. Leuk maar rauwer en realistischer dan Flashdance of Dirty Dancing. Tenslotte is het ook een Alan Parker film, je weet wel, van Midnight Express.
6. Clueless (1995) - Amy Heckerling
En zo bereikte Valspeak de hele tienerwereld omdat we met z’n allen naar Clueless keken. This highschool movie was like so totally cool, like totally. Uit een tijdperk waarin MTV nog cool was.
7. What’s Eating Gilbert Grape? (1993) - Lasse Hallström
Een kleine lieve film over een uitzichtloos bestaan in een Amerikaans gat waar niks te beleven valt. En Leonardo DiCaprio die geniaal staat te spelen.
8. The Sound of Music (1965) - Robert Wise
Een verplicht nummertje tijdens de feestdagen. Maakt niet uit hoe vaak je hem ziet, hij blijft voor magie zorgen. Die liedjes! Die kostuums! Die danspasjes! Do Re Mi.
9. Mean Girls (2004) - Mark Waters
Ik acht Tina Fey ervoor verantwoordelijk dat ze, wat een banale high school movie had kunnen worden, het dit dus niet werd. Outgayed yourself, so fetch. We zeggen het nog steeds. Een highschool movie waarin populariteit àlles is, dat wel, maar dan met echte humor.
10. Vele versies van The Wizard of Oz
The Wizard of Oz is mijn lievelingssprookje en ik kan er maar niet genoeg van krijgen. Blijkbaar. Het verhaal van Dorothy die in Oz (die naam alleen al) belandt, naar huis wil en op pad gaat met haar onwaarschijnlijke vrienden die stuk voor stuk ook een grote wens hebben, op weg naar een tovenaar die eigenlijk niet kan toveren. Hoe fantastisch is dat!
Ik was, geloof ik, veertien toen ik ‘bewust’ voor de andere film koos. Op een bioscoopavond met de scouts (hier schrijft een Gracieuze Lynx) vond de leiding het niet erg dat ik er met twee vriendinnen op uittrok om de alternatievere film te bekijken in plaats van de kaskraker die iedereen gezien wou hebben. Ik niet dus. Da’s mijn eerste herinnering aan m’n aversie voor de kaskraker van het moment die me niks zegt, toen ik ervoor koos om het kleinere Heavenly Creatures van Peter Jackson te bekijken. Toen nog een ‘onbekende. En Kate Winslet speelde haar eerste filmrol.
Dat komt natuurlijk ergens vandaan; je wordt niet geboren met een liefde voor het arthouse genre. In m’n kindertijd versleten ik en m’n broer onze zaterdagmiddagen in het theater of in de bioscoop. We waren net volwassenen: eerst een filmpje en dan een drankje, maar dan op zaterdagmiddag. We gingen zowel naar de commerciële films in de Rex, Astrid, Brabo etc. (dat was dus nog voor Metropolis- en Gaumonttijden) als naar het alternatieve arthouse circuit in de Jeugdbioscoop dat onderdak had gevonden in de Cartoon’s. We waren kind aan huis in de Cartoon’s: de mannen van de Jeugdbioscoop kenden ons omdat we er bij haast elke nieuwe vertoning waren.
Opgroeiende met zowel het arthouse genre als de commerciële films heb ik al vrij vroeg ‘onbewust’ gekozen voor het arthouse genre. Als jonge tiener kreeg ik het gevoel dat Hollywoodiaanse films niet ‘echt’ waren en arthouse ‘echter’ aanvoelde. Ook meer als een ‘thuiskomen’; het voelde vertrouwelijker aan. Waarschijnlijk omdat ik in m’n jongste jaren zo vaak in de Jeugdbioscoop te vinden was.
Nu allang tiener voorbij: ik geef geen ene moer om de films die iedereen gezien moet hebben, en die iedereen heeft gezien als het verhaal, het gegeven mij niet aanspreekt. Ik ga gewoon af op de film die ik zelf graag wil zien. En vaak is dat de Andere Film, de arthouse, dat komt dus ergens vandaan.
Lange tijd zag je in vele stripwinkels in Antwerpen of Brussel een klein Afrikaans meisje met een bos oncontroleerbaar haar snuffelen door de afdelingen aldaar. Ja, ik dus, ik ben er inderdaad zo eentje. Zo’n stripfanaat. Haast iedere week ging ik op zoek in stripwinkels. Ik hou gewoon van strips, stripwinkels. Dat gaat van Suske en Wiske naar Thorgal naar gag-strips naar traditionele manga naar graphic novels in al z’n Franse, Japanse, Amerikaanse en nog meer uitingen.
Als allesvretende qua strips heb ik me nooit gespecialiseerd in een genre. Door al de jaren net van veel wat opgepikt.
Al, al zou ik graag m’n voorkeur willen uiten voor graphic novels. Zeg maar, het duurdere maatje van de traditionele strip/traditionele manga die net zoveel kosten als een literatuurwerk (geen pocket) en je 10 keer sneller leest dan een literatuurwerk. Je betaalt 15 euro en het is in 2 uurtjes uitgelezen.
Doch, het genot bij het lezen kan je niet vergelijken met een literair werk, noch met het genot een film te bekijken. Het is een aparte onvergelijkbare kunst. Het is het genot van het beeldverhaal. Apart dus.
(En - even tussendoor - ik als iemand die veel van Japanse cultuur houdt, wat zelfs een understatement is - wil graag benadrukken dat manga gewoon strip betekent en animé animatiefilm in het Japans. Je hebt dus ook Japanse grahic novels en een animé kan best gewoon een animatiefilm zijn)
Als film de zevende kunst wordt genoemd, is mode misschien de achtste kunst. Laten we graphic novels dan de negende kunst noemen.
En Graffiti wordt de tiende etc.
Ik vraag me wel es af of iedereen zoals Elio, boek-Elio, in staat is tot diepe allesverslingende gevoelens voor iemand. Geen idee wat andere mensen voelen maar velen geven mij het gevoel van niet. Dat het raar is, onverstandig en dat je er vooral over moet zwijgen. Net daarom heb ik een zwak voor dramatische onmogelijke liefdesverhalen. De destructieve infatuation van Gustav von Aschenbach voor Tadzio in De Dood in Venetië, de obsessie met Dickie Greenleaf van Tom Ripley in The Talented Mr. Ripley, de figuur van Yuki Sohma in Fruits Basket die iedereens hopeloze crush is. Daarin wordt verteld wat in de realiteit verzwegen wordt.
Lang voor ikzelf ook maar wist dat ik in staat was tot onpeilbare diepe gevoelens verzon ik er al verhalen over. Ik was 9.
Bij m’n eerste langdurige crush was ik 17. Net die leeftijd van Elio, toevallig. Hij heette Christophe en zag me niet eens staan. Romantisch dan, want hij was altijd vriendelijk. Expressieve ogen, grote glimlach, zo herinner ik me hem. Hij straalde en deed de kamer oplichten. Om hem te vergeten had ik het besluit genomen hem nooit meer te zien. En dat vergeten is me wonderwel vrij snel gelukt. Het was maar een crush, niet eens diepe gevoelens. Christophe is een kunstenaar geworden.
Enter de Hollandse boy. Dat was helemaal op niks gebaseerd. Een fanliefde die compleet uit de bocht ging. Echt uit de bocht ging. Alhoewel George Michael m’n eerste celebrity crush was en ik posters had hangen van Michael J. Fox op m’n kamer stelde dat in vergelijking met die Hollandse boy niks voor. Ik zag hem op televisie toen ik 9 was en was vertrokken. Ik bedacht fanfictie toen het die naam nog niet had. Pas toen ik hem ging schrijven en hij antwoordde liep het uit de bocht. En dat was helemaal nergens op gebaseerd want ik kende hem niet eens. En ik wou hem niet eens ontmoeten. Alleen schrijven. Raar. Het is een apart verhaal maar eigenlijk ook niet zo ongewoon. De diepere emoties hebben twee jaar geduurd: een jaar waarin ik hem schreef, een jaar om hem te vergeten.
Hij is er nog ergens, heel vaag ergens op de achtergrond. Iemand die je door elkaar heeft geschud, die vergeet je niet. Hij is nu dj, music producer, muzikant en doet dat goed.
De eerste destructieve infatuation kreeg ik precies zo’n 12 jaar geleden, als jonge twintiger. Maar ook dat stelde niks voor in vergelijking met wat boek Elio voelde. Al was het voor mij toen best dra-ma-tisch. Het was gewoon een jongen die ik maar niet kon vergeten zolang ik hem regelmatig te zien kreeg. Die keren dat hij uit m’n leven verdween was ik hem na drie maanden al vergeten. Hij maakte m’n hoofd helemaal gek en het hielp ook niet dat er een zekere aantrekkingskracht was. Maar van zijn kant totaal geen gevoelens. Ik leed eronder maar weet achteraf niet of ook dit verhaal zo ongewoon is.
Ik dacht dat ik in staat was tot de boek Elio gevoelens. Wat ik bij nader inzien nog niet had ervaren. Iemand die na maanden, een jaar al op de achtergrond zweeft dat is niets. Het waren gewoon ‘dolle verliefdheden’, van het onredelijke soort maar kortdurend. Een vlam in de pan. Op dat moment leek het oneindig maar dat was niet zo. Wat me ook zo verbaasde is dat ik die jongens ook nooit als ‘dit is de Hém’ heb gezien. Of als ‘verliefder dan dit kan ik niet worden’. De fysieke pijn duurde niet lang en deed me niet in het openbaar huilen, greep me nooit bij de keel. Een onredelijke korte vlam in de pan van een passioneel iemand.
De Dood in Venetië, Fruits Basket, The Talented Mr Ripley zag ik allemaal lang voor ikzelf ook maar wist dat ik in staat was tot zulke aanslepende krachtige klop-van-de-hamer gevoelens maar voelde me niettemin direct aangesproken. Sterker nog, je wil niet weten hoe vaak ik die heb herbekeken en heb, als het effe kon, zowel het boek als de film in bezit. Van De Dood in Venetië zelfs twee exemplaren, u weet waarom. Da’s misschien het poëtische in het leven, dat je, voor je het zelf meemaakt je al aangetrokken voelt door zulke ervaringen die je later beleeft. Ik schreef ze al op toen ik negen was.
Drie jaar geleden maakte ik het zelf mee, die jarenlange haast ondraaglijke psychische pijn. Vier jaar geleden werd ik verliefd en drie jaar heb ik erover gedaan om het gemis enigszins draaglijk te maken. Nu drie jaar later ben ik oprecht opgelucht dat die jongen langzaam naar de achtergrond gaat. Want het is niet mooi. Het is mooi dat iemand in staat is tot zulke diepe gevoelens, tot zulke gevoelens die meer zijn dan een vlam in de pan, meer lijken op een allesverschroeiende bosbrand die maar niet wil doven. Dat is mooi. Het wordt pas dubieus als dit van een kant komt.
Ik weet niet hoe je die gevoelens het best omschrijft, soms nijpt het je keel dicht, op heel onverwachtse momenten. Het snijdt als een mes in je keel en je vecht tegen de tranen en de wanhoop. Of op andere momenten voelt het als een hamer die je jarenlang achtervolgt. Net als je weer voorzichtig bovenkomt slaat hij meedogenloos toe. Je voelt je fragiel omwille van het verdriet dat je al jaren meesleept. Het is een ervaring. Een haast kosmische, spirituele ervaring als je je goed voelt of bij die persoon bent. Je ziet en voelt lichtjes, een verslavende harddrug. En je weet ook ‘verliefder dan dit mag ik nooit worden’ Het is een ervaring. Misschien wist ik op m’n negende al deep down dat ik dit ooit zou meemaken en begon al op voorhand aan het therapeutisch schrijven.
Ach, we zijn nu drie jaar later en het beeld van die jongen vervaagt. Maar het is er nog. Vorig jaar rond kerst maakte ik m’n eerste gelukzalige moment mee. Toen ik een sprankeling voelde voor de chauffeur die me door Frankrijk reed. Zelden zo blij geweest om in een file te staan. En toen wist ik het, ik kàn het nog. Dat was hoopvol.
Call Me By Your Name dus, een verhaal dat zoveel in me losmaakt. En ook als hij geen Oscar wint is hij voor mij dé film.
Sinds een goeie twee weken ben ik totaal geobsedeerd door de film Call Me By Your Name. Het bijzondere is, net een week ervoor was ik helemaal weggegblazen door the Florida Project, bekeek haast iedere dag de film online en zocht het internet af om informatie in te winnen. Enter Call Me By Your Name, de beste en meest verslavende film die ik in jaren zag.
Waarom de film me zo diep heeft geraakt? Herkenbaarheid. Nog niet zolang geleden werd ik ook jarenlang gekweld door dat soort verdriet over een jongen van wie ik weet - ook al vervaagt hij steeds meer en meer - dat ik hem net als Elio Oliver (in het boek wordt dat duidelijker gezegd) nooit ofter nooit zal vergeten en heel herkenbaar (komt ook in het boek voor) dat het de laatste persoon die je wilt zien voor je sterft. Dat een verliefdheid je zo machtig is dat het pijn doet.
Dat was hetgene wat me tot eind vorig jaar drie jaar lang in de ban heeft gehouden, om te gaan met die pijn en net als je denkt dat het nooit zal weggaan ebt het langzaam weg. Maar helemaal over gaat het nooit. Mensen weten ook niet goed hoe ze moeten omgaan met iemand die verdriet heeft om iemand. In de film werd het keihard, puur en ongezuiverd voor je voeten geworpen en dat heeft me diep geraakt. In het boek krijgt het verhaal nog meer vorm, in het boek kom je te weten dat Elio nooit over Oliver zal geraken. Da’s ook het mooie, er wordt gesteld dat dit ok is terwijl in de werkelijke wereld iedereen je vertelt dit juist niet ok is. In de dagelijkse realiteit mag je niet meer voelen.
Nadat ik het aangrijpende einde op groot scherm zag heb ik de tranen uit mijn kop gehuild. Maar evengoed was de film een loutering voor me, het gesprek met de vader toen die dus zei dat het goed is om te voelen. Ook pijn en verdriet. Ik ben blij dat ik die film nu zag, ik was er helemaal klaar voor. Vorig jaar zou me dat nog te veel pijn hebben gedaan.
En allemachtig, wat een acteurs! Thimothée Chalamet heb ik meteen gebombardeerd tot m’n favoriete jonge geweld. In interviews is hij zo charming, je wordt gewoon verliefd op hem. Het is sinds Judes Laws vertolking van Dickie Greenleaf geleden dat ik zo als een blok viel voor iemand op het scherm. En dat heeft me gerealiseerd dat dit net hetgene is wat ik zoek: ik val op gracieuze, goedlachse expressieve types, daar val ik head over heels voor. En dat heb ik me nu pas gerealiseerd. This movie has learned me so much about myself.