Een gemiddelde balletdanser was ik, jazzballet ging vlotter om een of andere reden. Regelmatig fietstochten, iedere donderdag zwemmen (in de kleuterklas zat ik op zwemles), wat ik echt niet kon, echt niet graag deed, zijn balsporten: ik ben bang van de bal, heb er geen zicht op. M’n grootste talent: boogschieten. Ik ben een soort Robin Hood. 😆
Tussen haakjes: op klassiek ballet werden me voor het eerst lichamelijke complexen aangepraat die geen steek hielden: “Je moet je schouders naar beneden laten hangen want je hebt een korte nek.”, “Je bent niet zo sierlijk, gracieus.” (de ironie wilt dat dit later m’n voortotem zou worden), zulke zaken zeg je niet tegen een kind.
De Russische dans uit de Notenkraker brachten we voor een publiek. Het zal wel ongeveer zo zijn geweest. Nee, natuurlijk niet.
Film speelde een van de hoofdrollen in m’n jeugd, ik kan me niet anders herinneren dan dat we regelmatig naar de Antwerpse Zoo gingen, het theater en de bioscoop, zowel in het commerciële als alternatieve arthouse circuit. Geen idee of Jekino heel bekend is, Jekino, kort samengevat, Pathé Arthouse voor jeugdfilms. Zo gingen we in de Jeugdbioscoop in de Cartoon’s Jekinofilms zien, heel arty farty voor de kids eigenlijk.
Kind aan huis waren we bij de Jeugdbioscoop dus ik moest niet eens veel moeite doen om jurylid te worden van het allereerste Europese Jeugdfilmfestival in ‘89. “Stefanie die kent het wel ondanks haar prille negen jaar.” Het jongste jurylid.
Als je zoveel Jekinofilms bekijkt, merk je het verschil tussen arthouse en commerciële films in de grote bioscopen om en bij De De Keyserlei. Je trok erheen met een andere ingesteldheid, andere verwachtingen. Deep down voelde ik me het meest aangetrokken tot Jekino, Disneytekenfilms buiten beschouwing gehouden (uitz. dé nachtmerrie horror animatie The Black Cauldron. Wat was dà t voor pure horror totaal ongeschikt voor het beoogde publiek op het grote scherm. Hier en daar lees ik soms commentaren van inmiddels veertigers die zich nog levendig de horror en angst van destijds in de bioscoop kunnen herinneren, van een film die terecht snel uit roulatie werd gehaald wegens buitengewoon ongeschikt).
Film is altijd een soort passie gebleven. Soms maak ik daar minder tijd voor vrij. De meeste films zag ik tijdens m’n studentenjaren, heel typisch volgde ik in de licenties Filmwetenschap gegeven door professor Van Schoor. De vakken die hij doceerde stonden nog in academische kinderschoenen. Het jaar voordien Inleiding tot de Moderne Media Kunsten: Fotografie, Film en Video Art, ja, ik had voor mezelf twee jaar lang een ‘pretpakket’ aan keuzevakken: Film, Moderne Media Kunsten en Theaterwetenschappen.
In m’n studentenjaren dompelde ik me dusdanig onder in films waardoor ik later een aardig mondje kon meediscussiëren op een internetfilmforum: dankzij die academische vorming wist ik precies waar ik het over had.
Tegenwoordig heb je een massa-aanbod aan films op Netflix, Disney + en noem maar op. Maar ook een tekort aan het type film dat ik het liefste zie: de Jekinofilms voor de jeugd, de Pathé Arthouse films voor de volwassenen, oude Hollywoodklassiekers, Europese en wereldcinema. Vroeger reed ik hiervoor met m’n brommer naar, bijvoorbeeld, de giga Video Library. Dat soort videotheken bestaan niet meer, dus word je verplicht om dvd’s te kopen als ze al niet uit roulatie zijn gehaald. “Mevrouw, er is geen vraag meer naar.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten