dinsdag 27 februari 2024

werken in een meertalige omgeving



Zo nu en dan verbaas ik me erover: alhoewel het absoluut niet gepland was, eerder een toevalstreffer, werk ik al meer dan 10 jaar voor Franstaligen. Zit ik professioneel ondergedompeld in een Franstalige omgeving. Of misschien liever: een meertalige omgeving. Op de werkvloer wordt Frans, Nederlands en Engels vlotjes door elkaar gesproken en gemixt. Soms, en dat is écht heel bizar: besef ik niet eens of ik me van het Frans, Engels of Nederlands bedien. 

Ik noem het dus een toevalstreffer: van kindsaf vond ik het Frans een mooie taal die ik vlot wou kunnen spreken maar verder dan “Merci” en “Bonjour” kwam ik bij wijze van spreken als kind niet voor ik m’n eerste les Frans kreeg. Nochtans kwam ik tijdens een groot deel van m’n schooljaren en vakanties in nauw contact met Franstaligen. Misschien heeft dat nauwe contact ook mijn liefde voor die taal gevoed: in het middelbaar twijfelde ik tussen Germaanse en Romaanse, na een mislukte au pair ervaring koos ik voor Germaanse en de droom van me ooit vlot in het Frans uit te drukken liet ik varen. 

Een toevalstreffer: na jaren in het Nederlandstalige onderwijs te hebben gewerkt (van Kapellen tot Puurs) kwam ik bij toeval in een Brusselse Franstalige instelling terecht. Ik die als Antwerpse na m’n Gentse studies uitsluitend in een Antwerpse Nederlandstalige omgeving zat, werd van de ene op de andere dag op een Brusselse Franstalige omgeving losgelaten. Ik had in jaren geen Frans meer gesproken. Brussel kende ik nog minder. Me dunkt dat het me beviel want het jaar erna verhuisde ik naar Brussel. 

Het Frans heb ik me opnieuw aangeleerd ongeveer zoals moedertaalsprekers dit toen: luisteren, conversatie, lezen en vooral veel media. Met trial en error. Ik wou het vooral een beetje leuk houden en las Franstalige graphic novels (een genre dat me haast niet kan vervelen).
Het moeilijkste aan het Frans vind ik het schrijven. Daar heb ik nog steeds koudwatervrees voor, zelfs na al die jaren. En ik merk ook dat m’n mondelinge vaardigheid, spreekangst, minder was toen ik nog in Brussel woonde en iedere dag me die mooie taal sprak. 

Een meertalige (werk)omgeving is leerrijk. En nog meer als men uit alle uithoeken van de wereld komt of een tijdlang heeft gewoond. Bijna iedere dag leer je wel iets bij van die melting pot, de onvermijdelijke Babyloonse spraakverwarring neem ik er gaarne bij.



zondag 18 februari 2024

FIlm in de kijker: Grave of the Fireflies

‘The greatest movie you never want to see again’



And yet, Toch heb ik hem een tweede keer gezien. Om deze blog te schrijven. Ik wou een blogbericht over Graves of the Fireflies schrijven maar ik kan het niet, die film kruipt zo onder je huid. 

Wat ik wel kan schrijven: ik ben tégen oorlog. Ik HAAT het. Ik ben in mijn FUNDAMENTELE HAAT tegen oorlog gevormd door Graves of the Fireflies, Berfoot Gen (een manga over de nasleep van de atoombom op Hiroshima) en mijn bezoek aan de Memorial in Hiroshima. 

Ik zou zo graag over Grave of the Fireflies schrijven maar ik kan het niet. Misschien is dat een krachtig symbool.




maandag 12 februari 2024

een bericht over de nalatenschap van m’n allereerste idool: Michael Jackson

 

Vandaag las ik het bericht dat Sony voor meer dan een half miljard euro de helft van de Michael Jackson catalogus heeft opgekocht. Een bedrag haast niet te vatten, evenmin is het te vatten dat het bijna 15 jaar geleden is dat the King of Pop een eeuwige legende werd. Hij lijkt nog springlevend in mijn gedachten. 

Michael Jackson is - voor mij toch - de meest terechte King of Pop. Ik zou niet weten wie er zelfs maar in z’n buurt komt. Je hebt the King: Elvis, naturally, the Queen of Pop: Madonna, his Royal Badness: Prince etc. Titels moeten blijven. Dus ook voor the King of Pop. Hij was meer dan gewoon een artiest: MJ was een fenomeen. Ik kan slechts enkel voor mezelf spreken die hem leerde kennen vanaf de vroege jaren ‘80, voor Off The Wall was ik te jong, Thriller kwam net met m’n eerste muzikale herinneringen. Een album dat insloeg, nog steeds het bestverkochte album allertijden. 
De allereerste videoclip die ik me herinner is, en dat weet ik wel heel zeker, Beat It. Waarom? Er leek niemand cooler dan Michael Jackson te zijn, de enige artiest die ik toen bij naam kon noemen was Michael Jackson. En waarschijnlijk sprak ik het zelfs niet eens verkeerd uit in tegenstelling tot wat ik net iets later van Diana Ross en Lionel Richie maakte (“Diana nena Ross”, Lionel Richie moest m’n moeder altijd voor me uitspreken want ik kon het echt niet). In the 80’s leek Michael Jackson van hoogtepunt naar hoogtepunt te gaan. Het heilige drieluik: Off the Wall, Thriller en Bad. Met ook grote dank aan Quincy Jones. 



De Moonwalk, de revolutionaire Thrillervideo (nog steeds geciteerd als de beste videoclip allertijden), Smooth Criminal waarin hij de zwaartekracht leek te trotseren. Het maakte in m’n kleuter- en lagere schooljaren zo’n indruk op me dat het nog steeds nazindert. Ook al betwijfel ik of Michael Jackson akkoord zou gaan met het feit dat de helft van zijn nalatenschap nu in handen ligt van een firma waartegen hij zich bij leven verzette, let the legacy van mijn àllereerste jeugdidool live on. 



dinsdag 6 februari 2024

Songs in the Key of Life: een van m’n grootste liefdes



Je hoort me tot vervelends toe over Prince praten, over P-Funk (Parliament/Funkadelic), ja, zelfs over Daft Punk. Wat Stevie Wonder betreft, blijf ik vreemd genoeg eerder zwijgzaam. Misschien net omdat zijn muziek mij tot in het diepste raakt? Stevie te gevoelig ligt om erover te spreken? Toch doe ik een allereerste poging. 

 Ik weet nog precies waar ik zo’n 25 jaar geleden zat toen ik de eerste tonen van het album Songs in the Key Life hoorde, zijn magnus opus. In m’n Gentse studio tegen de verwarming bij het raam. Mijn toenmalige lieve vriend (gewéldig dat we ongeveer dezelfde muzieksmaak deelden) bij de radio. Zo’n impact had het destijds op me dat ik het nog precies weet.  Love’s in Need of Love Today. Onvergetelijk. 
Ik kan je niet vertellen waarom ik net dat album had gekocht, blindelings had gekocht zelfs. Zomaar onbezonnen een album kopen (hé, leuk hoesje) was namelijk niet m’n gewoonte: in m’n passionele drang om muziek te blijven ontdekken, hing ik rond in bibliotheken, platenwinkels alwaar ik stapels cd’s beluisterde. 25 jaar geleden was ik nog verre van internetverslaafd en in mijn omgeving was er ook niemand die zich verdiept had in het fenomeen Stevie Wonder, ik denk eigenlijk ik nog het meest. 
Ik gokte gewoon. Wat een gok! 




De eerste luistersessie overdonderde me, bij de tweede werd ik zelfs emotioneel: ik hield het niet droog. Muziek die zo warm, zo rijk aanvoelt, zo op je gemoed speelt, zo’n gevoelige snaar raakt, dàt is voor mij Songs in The Key of Life. Het moge duidelijk zijn dat dit geen gewoon album is voor me. Al 25 jaar sleur ik hem mee, zowel letterlijk als in gedachten. Als ik denk aan wat voor mij Liefde betekent dan denk ik werkelijk aan Songs in The Key of Life: in al z’n facetten, al z’n gelaagdheid straalt het liefde uit. Tonen, woorden die raken. 
Het voelt dan des te bitter aan dat ik Stevie Wonder waarschijnlijk nooit live zal zien performen. Ongeveer 10 jaar geleden had ik de kans om hem in Rotterdam te zien, op North Sea Jazz. Ach, die komt wel nog es een keer naar België toe, dacht ik. Wrong. Nu zou ik een nachtje Parijs boeken om hem live te kunnen zien. 

Toeval: het eerste album dat ik zie als ik een blik werp op m’n cd-collectie, is Songs in the Key of Life (hij staat net naast The Miseducation of Lauryn Hill, in voortreffelijk gezelschap dus). Een album that ìs so there with me, al 25 jaar lang. 



zaterdag 3 februari 2024

Rwanda, een liefdevolle gedachtenstroom

Rwanda. Ja, het is een beetje mijn plekje, hé. Ik voelde me er na een dag onmiddellijk thuis. 



Mijn achtergrond: ik ben geboren in Rwanda, in het Zuiden, dichtbij het Victoriameer. Bij Burundi. Als heel klein baby’tje ben ik van die streek naar Butare gegaan, naar Kigali naar Gisenyi. Het is heel raar om meer dan veertig jaar later er terug te komen en het weeshuis herkennen! “Dat gebouw herken ik!” zei ik toen tegen m’n geduldig aangenaam reisgezelschap. Het blijft iets wat we delen, een van de belangrijkste momenten in mijn leven, het weeshuis terug bezoeken (het is nu een school) heb ik met hem gedeeld. Dat neemt niemand ons af. Mijn laatste stop in Rwanda als baby. 
Ja, ik ben goed terechtgekomen in België. In Antwerpen, bij een Aantwaarpse familie. 
Ik heb drie ouders, besef ik sinds een paar jaar. Het is te triest voor woorden maar heb lang niet aan mijn biologische moeder willen denken. Mijn eerste vaste vriend heeft me langzamerhand geholpen om die eerste stap te durven zetten òòk aan haar te denken. Hij brandde een kaarsje voor haar. Destijds vond ik het belachelijk, “Ik ga dat echt niet doen!”, deep down vond ik het mooi en groeide er heel voorzichtig een acceptatie, liefde voor haar. Mijn biologische moeder, typische Ram, bérgen heeft ze verzet voor mij. 




Rwanda: pràchtig land. Op een kleine oppervlakte, ongeveer zo groot als België, heb je er savanne. Bij Tanzania. Op safari. Op het Victoriameer, zie je Tanzania. In het Noorden, bij Congo, tropisch oerwoud. Gorilla’s in the Mist doet haar titel alle eer aan. We reden letterlijk door het oerwoud met mist. Rond het Kivumeer is het ook prachtig, idyllisch. En Kigali is a city so clean! Ik had enkel in Japan zo’n propere steden gezien, en dan kom je in Kigali. 
Rwandezen: vriendelijk, behulpzaam, discreet, gereserveerd, kalm, respectvol en ‘trots’ (een soort fierheid dat niets heeft te maken met arrogantie). Waardig. Net Japanners. Misschien is dat net de reden waarom ik me meteen in Japan ook thuisvoelde.
Respect, beleefdheid, anderen niet storen, behulpzaamheid, discretie draag ik hoog in het vaandel. Het kan zijn dat het iets is van m’n àllervroegste kindertijd. De plekken waar ik dit het meest heb ervaren is in Rwanda en Japan. 




M’n: allereerste trip back to the roots: het was een onderneming. Anderhalf jaar op voorhand was ik bezig met die reis. Tja, je eerste trip naar je geboorteland wil je goed doen. Zodra ik landde in Tanzania kwam er een warm gevoel over me, een gevoel dat ik ervoor nooit had ervaren. Een soort van: “Ja, ik ben thuis”. Heel bijzonder. And oh my god, op de luchthaven van Dar es Salaam (voor een transfer Kigali) stond m’n mond niet stil tegenover het luchthavenpersoneel “Oh, ik ben zo blij dat ik in mijn geboortestreek ben en blabla en blabla”. 
Aangekomen in Rwanda, op de luchthaven van Kigali, durfde ik plots niets meer te zeggen. Geïntimideerd! Die gedachte: “Dat zijn keimooie mensen! En zo waardig!” Ik kon maar niet begrijpen hoe ik ook Rwandees kon zijn als ik naar hen keek. 
De dag erna voelde ik me meer op m’n gemak. 



De tweede keer in Rwanda heb ik gehuild in de luchthaven. Zo blij om weer terug te zijn. Op die tweede reis heb ik Rwanda beter leren kennen. Pràchtig land. En niet te vergeten: gewéldige keuken. Voor de foodies: een echte wijncultuur is er niet. Ik zou er zeker bananenbier proberen. 
Met heel veel liefde denk ik aan Rwanda. In onwillekeurige volgorde: Antwerpen, Amsterdam, Parijs, Berlijn, Firenze, Athene, Rio de Janeiro, Kigali, Tokyo, dat is het wel voor mij. 




donderdag 1 februari 2024

aanslag Brussel 2016, een random persoonlijk verhaal

Ik heb m’n gedachten over die dag nooit in woorden omgezet. Bij deze. Vanuit het perspectief van een random Brusselaar die ik toen was. 



Het was een rare, enge, maar nog het meest onwezenlijke tijd om in Brussel te vertoeven maanden voor en na de aanslagen in maart 2016. In november 2015 ging Brussel vijf dagen ‘op slot’, ongeveer een week na de aanslagen in Parijs. Winkels (uitz. supermarkten), metro, scholen, gingen toe, bijeenkomsten werden afgeraden. Heel bevreemdend toen. Tegenwoordig kunnen velen over een lockdown meespreken, destijds was het, voor mij toch, ongezien. Op het nieuws werd gezegd: “Blijf thuis!” en “Wees alert!”. 
Ook al woonde ik destijds in Ukkel, die lockdown bracht ik door bij een Parijse vriendin in Vorst. Aangezien we beiden bourgondiërs zijn (des gourmands) hebben we vooral bijzonder lekker gegeten, gedronken, urenlange gesprekken gevoerd gedompeld in heerlijke wijn, gedanst, documentaires gezien etc. In de supermarkt waren we op onze hoede. M’n toenmalige buurman zei het nadrukkelijk: “Stefanie, als je niet in de supermarkt moet zijn, blijf er weg!” 
Na die vijf dagen begon het leven weer z’n gangetje te gaan tot de werkelijke aanslagen in maart 2016. Zoiets verwacht je niet in je eigen stad. 


Aan die dag, 22 maart, zijn sommige herinneringen vaag, anderen weer heel helder. Ik weet bijvoorbeeld niet meer of ik ‘s morgens voor ik naar het werk vertrok het nieuws had vernomen over die gruwelijke aanslag in Zaventem. Heel helder is wel het telefoontje van een goeie vriend van me, voor ik de premetro zou inrijden: “Stefanie, ga de metro niet in!” Ik stapte namelijk dagelijks over van een premetrotram naar een metro, de kortste route naar het werk. De tram ging de premetro niet eens in, direct na ons gesprek moesten we allemaal afstappen. 

Die goeie vriend had een klas die die dag aanwezig was in Zaventem. Wat zij hebben meegemaakt, geen woorden voor. 



Na de tram zijn route onderbrak, wist ik niet meer wat ik doen moest. Te voet naar het werk gaan vanuit Ukkel naar 1000 Brussel of weer huiswaarts keren? Ik besloot in een waas het eerste te doen. Alle connecties bleken na een tijd verbroken te zijn. Ik kon niet bellen, niet sm’s en, internet werkte niet meer. Hoe dichter ik bij het werk kwam, hoe meer politie, wegen die waren afgesloten. En dit is dus ook heel vaag, ondanks de blokkades slaagde ik er toch in op het werk te komen. Zei ik tegen een agent: “Ik werk hier!”? Moet wel want het lijkt me immers onwaarschijnlijk, haast onmogelijk, dat ik er zomaar ‘tussengeglipt’ ben. 
Ook heel helder: de helicopters die boven het werk circuleerden. De plaats van de aanslag was op anderhalve metrorit ver. 

Eenmaal thuis denk je: wat is er gebeurd? Wat is dìt?, en denk je aan al die slachtoffers. Je probeert uit te vissen of er geen vrienden van je bij waren en je leest haast ieder verhaal van en over de slachtoffers. Dat is toch wat ik deed. 



De dagen na de aanslagen: iedereen reageert er anders op. Er zijn (benijdenswaardige?) personen die zonder angst de dag erna weer de metro opspringen. Euhm, zo ben ik echt niet: zolang ik kon, heb ik de metro proberen te vermijden. Zelfs op de tram merkte ik dat er een zekere onrust was: bij een onverwachts hard geluid keken er meer mensen dan voorheen verschrikt op. 
Maar die metro moest ik toch een keer op. Voor het werk. Naar Molenbeek. Voor de aanslagen ging ik met plezier naar Molenbeek, kort na de aanslagen, not so much. Na lang beraadslagen met mezelf belde ik naar de politie die me fijntjes zei: “Mevrouw, op dit moment kunt u niet veiliger zijn dan in Molenbeek.” Natuurlijk. Mijn angst voor Molenbeek was snel weg. 

Inmiddels heb ik van Antwerpen weer mijn stad gemaakt. Vier jaar na de aanslagen heb ik Brussel officieel verlaten. Niet helemaal goodbye gewuifd want ik werk in het Hoofdstedelijk Gewest van Manneken Pis (gisterenochtend zei iemand me de groetjes te doen aan Manneken Pis) 
Wat ik nog steeds doe, na 22 maart 2016: verhalen, artikels lezen over de aanslagen in Zaventem en Brussel. Het juridisch proces heb ik haast op voet gevolgd. Wat ook nog: triest maar ik zoek strategisch m’n plekjes uit in de Brusselse metro. En wat ik nog voel zijn de koude rillingen als ik het metrostation Maalbeek inrijd. 

‘Tous ensemble!’, doet me aan Brussel denken, dat zongen  we bij het WK-voetbal, samen met ‘Waar is da feestje! Daar is da feestje!’ Franstaligen en Nederlandstaligen zongen dit tesamen. Die ‘Tous ensemble’ dook weer op kort na de aanslagen. Haat met liefde bestrijden. Prachtig.