vrijdag 26 november 2021

Brusselse rituelen

 


Sinds het eerste jaar ik begon voor m’n Brusselse werkgever, bijna zo’n tien jaar geleden reeds, heb ik er m’n vaste rituelen. Als ik ‘s ochtends geen les geef of vergadering heb, kom ik toe om tienen. Eerst m’n mails checken en dan een praatje slaan met m’n twee bureaugenootjes waarna: au travail! Om 11u en dat is echt rond elven hou ik een soepbreak. Elke ochtend dezelfde soep. Toen de voorraad op was, was ik werkelijk ontredderd. Sindsdien heb ik m’n eigen voorraad aangelegd voor in geval dat. Zover gaat dat. Tijdens het ‘bereiden’ van de soep: poeder uit een zakje en roeren met warm water, even bijpraten met de kantinedame. 
Indien m’n agenda in de namiddag vrij is, eet ik rond enen. Vaak merk je dat een andere collega ook vrij is, en dan durven we wel es buiten te lunchen: we zitten in 1000 Brussel, vlakbij het Vlaamse parlement (af en toe kom je wel es een politicus tegen op café. Prins Laurent zat ook es een keer een tafeltje achter me op het terras te genieten). 
Het is een levendige wijk, restaurants, cafés, broodjeszaken maar tijdens het weekend loopt er geen kat rond. Ze leven er vooral van de bedrijfsmensen met badges. Badge hier, badge daar (veel grote bedrijven in de buurt). Toeristen komen er niet. 
Na de lunch weer au travail: rond vieren een koffiebreak (in mijn geval eigenlijk een theebreak. Maar dat klinkt niet. Ondertussen neem ik soms wel een koffie) om de dag af te ronden met de puntjes op de i te plaatsen voor m’n les de volgende dag. 
Opvallend: de gesprekken gaan zelden over de kinderen (er zijn er velen zonder kinderen). 
Dit is dus m’n dagdagelijks ritueel. 
Maar als ik echt moet doorwerken wordt het: hoofdtelefoon op (met trots: recent stuurden ze me een Sennheiser op in Sennheiserzakje), Keith Jarrett luisteren en typen maar. 

De kantinedame gaat straks op pensioen, vreselijk vind ik dat. Zij mààkt onze kantine, ze is als een moeder voor ons allen. “Stefanie, j’ai quatre enfants. Je sais!” Bij haar ga je langs met je liefdesverdriet en andersoortig verdriet. Heel bijzonder: ze is een Congolese, haar zoon woont in Rwanda, Kigali. Net diezelfde zomer zaten zowel zij, m’n bureaugenootje en ik toevallig alledrie in Kigali. Met m’n bureaugenootje ging ik er twee keer uit eten. Tevens ook heel bijzonder samen met je Brusselse collega/vriendin in Kigali uit eten gaan. Onze kantinedame was op een ander tijdstip in Kigali. En ook alweer heel toevallig: diezelfde zomer zat er een andere collega ook in zwart Afrika: Burkina Faso. Het was er minder leuk, wij lachen (nee, hoor). Te pas en te onpas liet ik vallen: “Dat moet toch lukken dat we allevier naar zwart Afrika gaan.” Anderen moesten het onderhand wel beu zijn gehoord. 

Toen ik er begon, bijna tien jaar terug, was onze ploeg vrij klein. Onze drie bazen kwamen elke ochtend een zoen geven en een praatje doen. Iedere ochtend deden ze hun ronde. Inmiddels hebben we meerdere bazen, meerdere collega’s en is dat niet meer mogelijk. Wat ik destijds gewéldig vond: Internationale Vrouwendag. Je kwam toe, de directeur stond je op te wachten en gaf aan elke dame een roos en een zak vol cadeautjes. Nu gaat dit niet meer. Toen: op Driekoningen een klassieke Driekoningentaart. Van de kantinière mocht ik (eigenlijk valsspelen) twee stukken taart: “Ik wil die (waarschijnlijk het grootste stuk, zo ben ik wel) maar ik denk dat de boon daar zit.” “Neem ze dan maar alletwee.” En ik had gelijk. Met drieën waren we met een kroon, ik heb er nog een foto van.
Toen: naast het personeelsfeest organiseerde de hele instelling voor alle centra een jaarlijkse barbecue. Eten, drank onder de zomerzon. 
We deden veel dingen samen. Tijdens de zomer ‘s middags samen op een terras, vrijdagavond was onze vaste après travail drank. Niet zelden bleef ik hangen zodat ik m’n laatste trein miste en bij een collega in Ukkel bleef slapen. Om de zoveel tijd ‘s avonds op restaurant. Een bureaugenootje is net twee weken ouder dan ik, we vierden onze verjaardag met een lange tafel op restaurant. Dat hebben we best lang gedaan. 
Eigenlijk gingen we best vaak samen uit eten. 

Corona veranderde veel. Telewerk, we noemen het télétravail, kwam in een stroomversnelling, onze vaste PC werd een laptop maar die banden van op het werk, naast het werk hebben we wel gesmeed. 

Wat we - en dat is heel frappant - doorgaans gemeen hebben: we houden van de culinaire wereld en reizen. Toen ik er pas kwam stond ik er versteld van hoe vaak m’n collega’s op reis gaan. Drie overdrijven er wel in: zijn ze alwéér op reis. “Ik vind het nog te weinig.” Maar zo heb je leuke reistips want iemand is wel ergens ooit es een keer geweest. 

Vind ik ook zo opvallend: op metrolijn 2 en 6 heb je altijd oude metrostellen, op lijn 1 en 5 doorgaans moderne. Of ik nu in Ukkel, Jette of Antwerpen woon, mijn metrolijnen zijn, weliswaar met overstap, 2 en 6. 





Geen opmerkingen:

Een reactie posten